Spelen
Microfooninstellingen
De microfoongevoeligheid regelen
1.
Druk op de [MENU]-knop.
2.
Gebruik de [1]-regelaar om "INPUT" te
selecteren en druk vervolgens op de
[ENTER]-knop.
3.
Gebruik de [1]-regelaar om de
gevoeligheid van de microfoon in
te stellen.
Driehoekige markering
Stel de microfoongevoeligheid op passende
wijze in terwijl u de geluidsniveaumeter op het
scherm bekijkt.
* De geschikte instelling voor de gevoeligheid is
wanneer het luidste invoergeluid de positie van de
driehoekige markering bij benadering bereikt.
MIC SENS
0–200 (standaardwaarde: 100)
Instellingen voor fantoomvoeding
4.
Als u een condensatormicrofoon
gebruikt, gebruik dan regelaar [3] om
"PHANTOM" in te schakelen.
PHANTOM
Uitleg
OFF
Fantoomvoeding uitgeschakeld
ON
Fantoomvoeding ingeschakeld
5.
Druk een aantal keren op de [EXIT]-
knop om terug te keren naar het
afspeelscherm.
Patchstructuur
Een combinatie van VE-500-effecten en
-instellingen voor die effecten wordt een "patch"
genoemd.
U kunt de instellingen van een patch bewerken en
deze opslaan als een "gebruikerspatch. "
Vooraf ingestelde patch
Patch P50
Patch P03
Patch P02
Patch P01
HARMONY (VOCODER)
ENHANCE
PITCH CORRECT
FX1 / FX2 / FX3 / FX4
REVERB1/ REVERB2
CTL / MASTER / LOOP
Schakelen tussen de geheugenmodus en de
handmatige modus
Geheugenmodus
In deze modus kunt u patches oproepen
en gebruiken die zijn opgeslagen in het
geheugen van de VE-500. Gebruik de [?]- en
[=]-schakelaars om een patch te selecteren.
Handmatige modus
In deze modus kunt u de functies bedienen die
zijn toegewezen aan de [?]- en [=]-schakelaars.
1.
Druk gelijktijdig op de [?]-schakelaar
en de [=]-schakelaar.
Geheugenmodus
Telkens wanneer u op deze schakelaars drukt,
wisselt u tussen de geheugenmodus en de
handmatige modus.
Gebruikerspatch
Patch U99
Patch U03
Patch U02
Patch U01
HARMONY (VOCODER)
ENHANCE
PITCH CORRECT
FX1 / FX2 / FX3 / FX4
REVERB1/ REVERB2
CTL / MASTER / LOOP
Handmatige modus
9