12. Opsporen van storingen
Zie voor fouten tijdens de meting de installatie- en bedieningshandleiding voor de elektrode of meet-
N.B.
cel.
Storing
1.
Geen display na opstarten.
2.
pH-meting:
Display geeft permanent een
pH van ca. 7 aan.
– Meting van oxidatoren:
Display geeft permanent
0 aan.
– Redoxmeting:
Display geeft permanent ca.
0 mV aan.
3.
Display permanent op schaal-
eindwaarde.
4.
Display met instabiele meet-
waarde.
5.
Meting van oxidatoren:
Onvoldoende gevoeligheid van
meetcel.
6.
pH- en redoxmeting:
Display met meetwaarde rea-
geert extreem langzaam.
7.
pH- en redoxmeting:
Foutmelding tijdens kalibratie.
8.
Apparaat kan niet worden inge-
steld.
9.
Defecte besturing.
Oorzaak
a)
Geen voedingsspanning.
a)
Kortsluiting in de kabel tussen
meetcel en instrumentversterker,
vocht in de aansluitingen.
a)
Kabelbreuk tussen meetcel en
instrumentversterker.
a)
Interferentie op de kabel van elek-
trode/meetcel.
b)
pH- en redoxmeting: Lucht in mon-
sterwaterflow.
c)
pH- en redoxmeting: Monsterwa-
terflow onderbroken.
d)
Kabel tussen elektrode/meetcel en
instrumentversterker defect.
e)
Sensor/elektrode defect.
a)
Meetcel verontreinigd of passief
geworden door afzettingen.
a)
Elektrode verouderd.
b)
Elektrode verontreinigd.
a)
Verkeerde bufferoplossing
gebruikt.
b)
Elektrode verouderd.
c)
Elektrode verontreinigd.
a)
Verkeerde toegangscode (appa-
raat beveiligd tegen onbevoegd
instellen).
a)
Apparaat is verkeerd geparametri-
seerd.
Oplossing
Sluit de voedingsspanning
aan.
Controleer de aansluitkabel
en elimineer kortsluiting en
vocht.
Controleer de aansluitkabel
en herstel de verbinding.
Controleer of het display juist
is aangesloten.
Controleer het monsterwater-
toevoersysteem (leidingen
etc.) en voer indien nodig wij-
zigingen uit.
Controleer het monsterwater-
toevoersysteem (leidingen
etc.) en voer indien nodig wij-
zigingen uit.
Controleer de aansluitkabel
en herstel de verbinding.
Vervang de sensor/elektrode.
Demonteer de meetcel en rei-
nig het elektrode-oppervlak.
Vervang de elektrode.
Reinig de elektrode.
Gebruik de juiste bufferoplos-
sing.
Vervang de elektrode.
Reinig de elektrode.
Zie paragraaf
11.5.7 Code
functie.
Controleer de instellingen en
zorg dat deze in overeenstem-
ming zijn met de locale
omstandigheden.
Reset indien nodig het appa-
raat tot de fabrieksinstellin-
gen.
49