11.6.2 Selectie en configuratie van een
schakelende regelaar
1. Selecteer de regel "schakelende reg." m.b.v. de
[Omhoog] en [Omlaag] knoppen en druk op [OK]
om naar het "schakelende reg." menu te gaan.
2. Selecteer de regel "grenswrd/2-punts" m.b.v. de
[Omhoog] en [Omlaag] knoppen.
3. Druk op [OK] om automatisch naar het "relais 1"
menu te springen.
4. Selecteer één van de volgende opties m.b.v de
[Omhoog] en [Omlaag] knoppen:
– uit
– grenswaardegever
– pulspauze regelaar (2-standen regelaar)
– pulsfrequentieregelaar (2-standen regelaar).
Wanneer een grenswaardecontact/twee-standen
regelaar is geselecteerd, dan kan een andere grens-
waardecontact/2-standen regelaar worden gekozen.
Een extra drie-standen regelaar kan niet worden
geselecteerd.
– Nadat de configuratie van de eerste twee-stan-
den regelaar/grenswaardecontact (relais 1) is
afgerond, druk dan op [OK] om naar het
"relais 2" menu te springen.
Wanneer een drie-standen stappenregelaar is gese-
lecteerd, kan er geen extra grenswaardecontact of
twee-standen regelaar worden gekozen.
Twee-standen en drie-standen stappenregelaars:
Voor wat betreft regelaargedrag, kan één van de
volgende typen regeling worden geselecteerd:
•
P: Proportionele regelaar (niet bij drie-standen
regelaar)
•
PI: Proportionele-plus-integrale regelaar
•
PID: Proportionele-plus-integrale-plus-afgeleide
regelaar (niet bij drie-standen regelaar).
Met betrekking tot het setpoint geldt het volgende:
•
Met geselecteerd intern setpoint, zijn instellingen
binnen het meetbereik mogelijk.
•
Met extern geselecteerd setpoint, kan de opera-
tor kiezen tussen de standaard stroomuitgangen
0-20 mA en 4-20 mA.
11.6.3 Selectie en configuratie van de
stappenregelaar
De stappenregelaar kan altijd worden gebruikt.
1. Selecteer de regel "stappenregelaar" uit het
"regelaar" menu m.b.v. de [Omhoog] en [Omlaag]
knoppen en druk op [OK] om naar het "stappen-
regelaar" menu te gaan.
2. De regelrichting kan - net als bij de twee positie
regelaars - worden ingesteld op opwaartse rege-
ling (onderschrijding van setpoint) of neerwaartse
regeling (overschrijding van setpoint). Zie para-
graaf
11.6.2 Selectie en configuratie van een
schakelende
regelaar.
3. Voor wat betreft het regelaargedrag, kan één van
de regelaartypen P, PI, PID worden geselecteerd.
Zie paragraaf
11.6.2 Selectie en configuratie van
een schakelende
regelaar.
•
Met betrekking tot het setpoint geldt het vol-
gende:
– Met geselecteerd interne setpoint, zijn instellin-
gen binnen het meetbereik mogelijk.
– Met het extern geselecteerde setpoint, kan de
operator kiezen tussen de standaard stroom-
uitgangen 0-20 mA en 4-20 mA.
33