.......................... Beschermende aarding (schroef)
BLK........................ Zwart
BLU........................ Blauw
BRN ....................... Bruin
GRN....................... Groen
GRY ....................... Grijs
ORG ...................... Oranje
PNK ....................... Roze
RED ....................... Rood
WHT ...................... Wit
YLW ....................... Geel
LET OP
Dit bedradingsschema geldt alleen voor de
buitenunit.
Zie de montagehandleiding wanneer u de
optionele adapter gebruikt.
Zie de montagehandleiding voor de aansluit-
bedrading op de binnen-buitenunit transmissie
F1-F2 en over het gebruik van de schakelaars
BS1~BS5 en DS1, DS2.
Sluit de beveiliging S1PH niet kort om de unit te
laten functioneren.
8.2.
Als optie verkrijgbare keuzeschakelaar voor
koelen/verwarmen
S1S........................ Keuzeschakelaar (ventileren, koelen/verwarmen)
S2S........................ Keuzeschakelaar (koelen/verwarmen)
LET OP
Gebruik uitsluitend kopergeleiders.
Raadpleeg de montagehandleiding van de cen-
trale afstandsbediening voor het aansluiten van
de bedrading naar de centrale afstandsbediening.
Gebruik geïsoleerde draad voor het netsnoer.
8.3.
Normen voor het voedingscircuit en de kabels
Er moet een voedingscircuit (zie onderstaande tabel) worden
voorzien voor aansluiting van de unit. Dit circuit moet worden
beveiligd met behulp van de benodigde beveiligingen, met name een
hoofdschakelaar, een trage zekering op elke fase en een
aardlekschakelaar.
Fase en
frequentie Spanning
ERQ125
3N~ 50 Hz
400 V
ERQ200
3N~ 50 Hz
400 V
ERQ250
3N~ 50 Hz
400 V
Gebruik in geval van aardlekschakelaars alleen die van het snelle
type met een maximale nominale stroomsterkte van 300 mA.
Aandachtspunt betreffende de kwaliteit van de openbare
elektrische stroom
Deze apparatuur is conform met respectievelijk:
(1)
EN/IEC 61000-3-11
impedantie Z
kleiner dan of gelijk is aan Z
sys
(2)
EN/IEC 61000-3-12
op voorwaarde dat het kortsluitvermogen
S
groter dan of gelijk is aan de minimum S
sc
op het interfacepunt tussen de voeding van de gebruiker en het
openbare systeem. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de
installateur of de gebruiker van de apparatuur om ervoor te zorgen,
indien nodig in overleg met de distributienetwerkbeheerder, dat de
apparatuur alleen wordt aangesloten op een voeding met
respectievelijk.
(1) Europese/Internationale Technische Norm die de beperkingen vastlegt voor
spanningsveranderingen, spanningsschommelingen en flikkeren in openbare
laagspanningssystemen voor apparatuur met een nominale stroom ≤75 A.
(2) Europese/Internationale Technische Norm die de beperkingen vastlegt voor
harmonische stromen geproduceerd door apparatuur die is aangesloten op
openbare laagspanningssystemen met een ingangsstroom >16 A en ≤75 A
per fase.
ERQ125~250A7W1B
Condensorunit met inverter
4PW51323-1
Minimum
circuit-
Aanbevolen
Doorsnede
ampere
zekeringen
transmissiekabels
11,9 A
16 A
0,75~1,25 mm
18,5 A
25 A
0,75~1,25 mm
21,6 A
25 A
0,75~1,25 mm
op
voorwaarde
dat
de
en
max
-waarde
sc
Z
kleiner dan of gelijk aan Z
sys
S
groter dan of gelijk aan de minimum S
sc
ERQ125
ERQ200
ERQ250
Monteer altijd een hoofdschakelaar voor het volledige systeem.
LET OP
8.4.
Algemene waarschuwingen
Er kunnen met behulp van dwarsbedrading voor de voeding
tussen de buitenunits tot 3 units worden aangesloten. Units met
een kleinere capaciteit moeten echter stroomafwaarts worden
aangesloten. Raadpleeg de technische gegevens voor details.
Sluit de voedingskabel aan op de voedingsklemmenstrook en
klem deze vast zoals afgebeeld in
beschreven in het hoofdstuk
voedingsbedrading" op pagina
Raadpleeg
aansluitingen.
Aangezien deze unit is uitgerust met een inverter kan de
montage van een blindvermogencondensator niet alleen de
vergroting van de energiefactor belemmeren maar ook
abnormaal hoge temperaturen veroorzaken in de condensator
als gevolg van hogefrequentiegolven. Daarom mag u nooit een
blindvermogencondensator monteren.
Houd de spanningsafwijking binnen de 2% van de voedings-
waarde.
•
Een grotere afwijking kan de levensduur van de afvlak-
condensator verkorten.
•
Ter beveiliging zal het toestel stilvallen en verschijnt een
2
storingsindicatie als de spanningsafwijking meer dan 4%
2
bedraagt van de voedingswaarde.
2
Volg bij het uitvoeren van de elektrische bedrading het elek-
trische bedradingsschema dat bij de unit is geleverd.
Schakel de voeding volledig uit vooraleer de bedradings-
werkzaamheden aan te vatten.
De draden moeten altijd worden geaard. (Overeenkomstig de
nationale voorschriften van het desbetreffende land).
systeem-
Sluit de aardleiding niet aan op een gasleiding, riolering,
bliksemafleiders of een telefoonaarding. Dit kan een elektrische
schok veroorzaken.
•
Gasleidingen: kunnen ontploffen of vuur vatten in geval van
gaslekken.
•
Rioleringsbuizen: in geval van plastic buizen is er helemaal
geen sprake van aarding.
•
Telefoonaardingen en bliksemafleiders: gevaarlijk bij bliksem-
inslag omwille van abnormale stijging van elektrisch poten-
tiaal in de aarding.
en
max
sc
Z
(Ω)
Minimum S
max
—
—
0,27
Kies de voedingskabel op basis van de des-
betreffende lokale en nationale voorschriften.
De draaddikte moet in overeenstemming zijn met
de geldende plaatselijke en nationale voor-
schriften.
De specificaties voor de lokale bedrading,
netsnoer en aftakkingen zijn in overeenstemming
met IEC60245.
DRAADTYPE H05VV(*)
*Alleen voor beveiligde leidingen (H07RN-F
gebruiken als geen beveiligde leidingen worden
gebruikt).
afbeelding 13
"8.8. Lokale kabelaansluitingen:
11.
de
Technische
Gegevens
-waarde.
-waarde
sc
—
889 kVA
842 kVA
en zoals
voor
conditionele
Montagehandleiding
9