De functie ICE Thermal Alert in- of uitschakelen
Als u de ICE Thermal Alert-functie hebt ingeschakeld, wordt er een waarschuwingslogboek geschreven
in het systeemlogboek van Windows, wanneer er kritieke thermische situaties optreden, zoals
slecht functionerende ventilatoren, abnormaal hoge temperatuur en slechte koelprestaties. Het
waarschuwingslogboek kan u ook helpen bij het vaststellen van de thermische problemen.
U kunt ICE Thermal Alert als volgt in- of uitschakelen:
1. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 33.
2. Selecteer Power ➙ Intelligent Cooling Engine (ICE) en druk op Enter.
3. Selecteer ICE Thermal Alert en druk op Enter.
4. Kies de gewenste instelling en druk op Enter.
5. Het programma Setup Utility afsluiten. Zie 'Setup Utility afsluiten' op pagina 37.
De functie Configuration Change Detection in- of uitschakelen
Als u de functie Configuration Change Detection inschakelt en de POST gewijzigde configuraties van
sommige hardwareapparaten (zoals opslagstations of geheugenmodules) detecteert, wordt een foutmelding
weergegeven wanneer u uw computer aanzet.
Ga als volgt te werk om de functie Configuration Change Detection in of uit te schakelen:
1. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 33.
2. Selecteer Security ➙ Configuration Change Detection en druk op Enter.
3. Kies de gewenste instelling en druk op Enter.
4. Het programma Setup Utility afsluiten. Zie 'Setup Utility afsluiten' op pagina 37.
Ga als volgt te werk om het foutbericht te omzeilen en in te loggen op het besturingssysteem:
• Druk op de toets F2.
Opmerking: Bij sommige toetsenborden moet u mogelijk op Fn+F2 drukken om het foutbericht te
omzeilen.
• Start het programma Setup Utility en sluit het vervolgens af. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op
pagina 33en 'Setup Utility afsluiten' op pagina 37.
BIOS-wachtwoorden gebruiken
Met het programma Setup Utility kunt u wachtwoorden instellen om onbevoegde toegang tot de computer
en gegevens te voorkomen.
Om de computer te kunnen gebruiken, is het niet noodzakelijk dat u een wachtwoord instelt. Het gebruik
van wachtwoorden vergroot echter de veiligheid van de computer. Lees de volgende onderwerpen als
u besluit een wachtwoord in te stellen.
Wachtwoordtypen van het programma Setup Utility
De volgende soorten wachtwoorden zijn beschikbaar:
• Systeemwachtwoord
Als er een systeemwachtwoord is ingesteld, wordt u elke keer dat u de computer inschakelt, gevraagd dat
wachtwoord in te voeren. De computer kan pas worden gebruikt als het juiste wachtwoord is ingevoerd.
• Beheerderswachtwoord
Als u een beheerderswachtwoord instelt, voorkomt u dat de instellingen in het programma Setup Utility
.
Hoofdstuk 5
Geavanceerde configuratie
35