Dit apparaat niet gebruiken voor veiligheidstoepassingen, noodstopapparatuur
of onjuiste toepassingen!
Letsel en schade aan gezondheid en materiaal door onjuiste toepassing.
De in deze handleiding genoemde opmerkingen, met name voor inbouw,
inbedrijfstelling en onderhoud, dienen beslist gevolgd te worden.
Aansluiting relaiscontacten aan de indicator SmartBox
De indicator SmarBox
externe stuurstroomcircuits of voor het aansturen van externe alarm- of meetsonden.
Indien het apparaat uitvalt en bij vulstand (en optioneel temperatuur) onder/boven de gekozen
grenswaarde, zijn de contacten van de relaisklemmen 7 + 8 gesloten respectievelijk 9 + 10
geopend - zie opdruk printplaat in het apparaat.
Schakelcontact
Relais
®
SmartBox
4
Beschadiging van onderdelen en defect van het apparaat.
Op de klemmen 3 + 4 en op de sonde-ingangsklemmen 1 + 2 mag geen 230 V AC
aangesloten worden!
Aansluiting interface naar SmartBox 1, SmartBox 2 of SmartBox 3
Via de geïntegreerde interface "SERIAL LINK INPUT" (klemmen 3 + 4) kunnen maximaal drie
verdere inhoudsindicatoren SmartBox 1,2 of 3 worden aangesloten en kunnen de
meetwaarden voor de extra tanks (Tank 2 tot Tank 4) via afstandsbediening worden
overgedragen.
Bij SmartBox 1 en 2 wordt de tweepolige uitgangsklem „Serial Link Output" (klemmen 3 + 4)
met een 2-aderige kabel (bijv. 2 x 0,4 mm²) aan de klemmen 3 + 4 van de SmartBox 4
aangesloten (klemmen 3 3 en 4 4) – bij.
Wanneer de tanks op een bepaalde, gedefinieerde manier moeten worden genummerd (Tank
2 tot Tank 4), dan moet eerst SmartBox 4 en daarna de andere inhoudsindicatoren na elkaar
(in de gewenste volgorde) worden ingeschakeld.
artikelnr. 28 400 59 c
®
4 beschikt over twee relaiscontactparen voor de aansluiting van
Schakelspanning
Schakelstroom
Normaal gesloten (NC)
Klemmen 7 + 8
Nano
SIM-
kaart
Overspanning!
®
SmartBox
®
4
maximaal 250 V AC
maximaal 3,5 A
Normaal open (NO)
Klemmen 9 + 10
®
4 / SmartBox
4 PRO
7 / 28