6.0 Gedrag in geval van een storing
6.1 Motor werkt niet
Controleer de elektrische voeding inclusief de stroomonderbrekers. Bovendien moet de vaste aansluiting van alle kabels
worden gecontroleerd.
Bovenste eindschakelaar controleren.
6.2 De motor werkt, de hefbrug tilt niet op
De toegestane maximale hijslast is overschreden.
Ook de toestand van het oliefilter in de tank moet worden gecontroleerd (indien er veel slib is, spoel het filter dan uit en
controleer de doorlaatbaarheid van alle aansluitingen van het hydraulische systeem).
Het overdrukveiligheidsventiel is verkeerd ingesteld of permanent
geopend. De daalklep is vuil en laat geen drukopbouw toe.
6.3 De draagarmen dalen niet
Controleer of er zich voorwerpen onder het voertuig of hefbrug bevinden. Controleer of de mechanische vergrendelingen ontgrendeld
zijn of ontgrendel de automatische veiligheidsvergrendelingen met Klassik 4.0A.
6.4 Andere fouten
In het geval van schokken van de hefbrug, controleer dan de spanning van de compensatiekabel. De juiste smering van de
glijvlakken in de hefkolommen moet worden gecontroleerd.
6.5 Schakelschema 230 V Klassiek 4.0M Klassiek 4.0M
7.0 Controle
Elke voertuighefbrug heeft een statische en dynamische test en een elektrische test overeenkomstig de geldende Europese normen
ondergaan.
De hefbrug moet regelmatig door de gebruiker worden gecontroleerd volgens de in het land van gebruik geldende voorschriften.
FU
SB1
HL
TC
SB2
AV
QF
KM
M
SB3
Y
SB4
Q
-18-
=
Zekeringen
=
Noodstop
=
Controlelamp
=
Transformator
=
Hefknop
=
Bovenste eindschakelaars
=
Hoofdschakelaar
=
Motorschakelaar
Elektromotor
=
Knop "Onderaan
=
daalventiel
=
Knop "Set down"
(neerzetten)
=
elektromagneet