Functie
Beeldmodus
Referentiemodus
Helderheid
Contrast
Kleur
Tint
Scherpte
Brilliant Color
Kleurtemperatuur
3D-kleurbeheer
Instellingen ops-
laan
Snel automatisch
zoeken
Kleurruimtecon-
versie
Met de vooraf ingestelde beeldmodi kunt u de instellingen van
het projectorbeeld aanpassen aan het type programma. Zie
beeldmodus selecteren" op pagina 28
Hiermee selecteert u een beeldmodus die voldoet aan uw
beeldkwaliteitwensen en kunt u het beeld verder verfijnen op
basis van de selecties onder aan dezelfde pagina. Zie
Gebruikersmodus 1/Gebruikersmodus 2 modus instellen" op
pagina 28
voor details.
Past de helderheid van het beeld aan. Zie
Helderheid" op pagina 29
Stelt de mate van verschil tussen donker en licht in het beeld in.
Zie
"Aanpassen van Contrast" op pagina 29
Hiermee past u het verzadigingsniveau van de kleuren aan -- de
sterkte van elke kleur in een videobeeld. Zie
Kleur" op pagina 29
Deze functie is alleen beschikbaar als een video-, S-video- of
Component videosignaal is geselecteerd.
Hiermee past u de rode en groene kleurtonen van het beeld aan.
Zie
"Aanpassen van Tint" op pagina 29
Deze functie is alleen beschikbaar als een video- of S-videosignaal is
geselecteerd en de systeemindeling NTSC is.
Maakt het beeld scherper of onscherper. Zie
Scherpte" op pagina 29
Deze functie is alleen beschikbaar als een video-, S-video- of
Component videosignaal is geselecteerd.
Zie
"Aanpassen van Brilliant Color" op pagina 29
Zie
"Een kleurtemperatuur selecteren" op pagina 30
Zie
"3D-kleurbeheer" op pagina 30
Slaat de instellingen voor de modus Gebruikersmodus 1 of
Gebruikersmodus 2 op.
Zie
"Schakelen tussen ingangssignalen" op pagina 24
Zie
"De Kleurruimte veranderen" op pagina 25
Beschrijving
voor details.
voor details.
voor details.
voor details.
voor details.
voor details.
"Een
"De
"Aanpassen van
voor details.
"Aanpassen van
"Aanpassen van
voor details.
voor details.
voor details.
voor details.
Bediening
41