6.3 Oppervlaktetemperaturen
Als u met deze infraroodthermometer oppervlaktetemperaturen wilt meten, moet u overschakelen naar de „SCAN"-modus.
Houd hiervoor in ingeschakelde toestand (de voorhoofdthermometermodus is standaard) de „ "-toets ingedrukt en druk
tegelijkertijd op de „SCAN"-toets. Deze modus wordt met het volgende symbool weergegeven,
. Als u de „SCAN"-
toets ingedrukt houdt, blijft de gemeten oppervlaktetemperatuur in de display staan. U kunt de sensorpunt direct op het te
meten oppervlak plaatsen of van een kleine afstand meten (nooit in een vloeistof dompelen).
Denk erom dat de weergegeven temperatuur de vastgestelde en niet aangepaste oppervlaktetemperatuur is. Deze kan
niet worden vergeleken met de voorhoofdtemperatuur.
6.4 Kamertemperatuur
Na de meting schakelt de thermometer na ongeveer 1 minuut automatisch over op de stand-bymodus, maar alleen als het
tijdstip is ingesteld. Deze modus wordt met het symbool
aangegeven en de omgevingstemperatuur wordt ononderbro-
ken weergegeven.
Wanneer u de thermometer wilt gebruiken voor het meten van de kamertemperatuur moet deze zo worden geplaatst dat
zonnestralen of andere invloeden, zoals koude lucht van airconditioning, de meting niet beïnvloeden. Naast de omgeving-
stemperatuur, die om de minuut wordt geactualiseerd, worden afwisselend de datum en de tijd weergegeven.
6.5 De meeteenheid veranderen
U kunt de temperatuur in graden Celsius (°C) en graden Fahrenheit (°F) laten weergeven. Voor het instellen houd u de
„SCAN"-toets ingedrukt als de thermometer uit is of op stand-by staat en drukt u vervolgens op de „ "-toets. Houd
beide toetsen ingedrukt tot de meeteenheid verandert. Alle opgeslagen waarden
worden weergegeven in de nieuwe meeteenheid.
7