Deel 2: Overzicht van weergeven en instelwaarden
!
Kleine waarden kunnen resulteren in te snel openen van
het mengventiel en pendelen veroorzaken.
Stookkring I/II
Aanduiding
Instelbereik
MAX-VERT-T
20°C – 110°C
MIN-VERT-T
10°C – 110°C
T-VORST BEV
----;
(-15)°C – (5)°C
B-TEMP-VER
0:00 – 24:00
VERSCH TK TV
0K – 50K
VERP ONTLAST
00,01 (UIT/AAN)
TERUG
Menu verlaten door Ä
MAX-VERT-T (maximale aanvoertemperatuur)
De gemiddelde gewenste aanvoertemperatuur van het
verwarmingssysteem wordt door de maximaal ingestelde
Aanvoertemperatuur begrenst (oververhittingbeveiliging).
E
De systeempomp van het directe verwarmingssysteem wordt
pas uitgeschakeld, wanneer de keteltemperatuur de
ingestelde maximale aanvoertemperatuur met 8K overstijgt.
De systeempomp wordt pas weer ingeschakeld als de
keteltemperatuur gezakt is met 5K.
MIN-VERT-T (min. aanvoertemperatuur)
De gemiddelde gewenste aanvoertemperatuur van het
verwarmingssysteem wordt door de ingestelde minimum
aanvoertemperatuur verhoogd (bijv: luchtverwarming).
Standaard
EW
T-VORST BEV (vorstbeveiliging-temperatuur)
80°C
Wanneer de buitentemperatuur onder de geprogrammeerde
10°C
waarde daalt, schakelt het systeem de vorstbeveiliging in.
0°C
(inschakelen van de pompen)
"- - - - "Vorstbeveiliging is gedeactiveerd!
0:00
A-TEMP-VER (buitentemperatuurvertraging)
5K
De keuze van buitentemperatuurvertraging is afhankelijk van de
01 = AAN
constructie van het gebouw. Bij zware bouwstijl (dikke muren is
een grote vertraging gewenst, omdat een verandering van de
buitentemperatuur aanzienlijk later invloed heeft op de
binnentemperatuur. Bij lichte bouwstijl (geen isolatie) moet de
vertraging op "0" ingesteld zijn.
MENU MONTEUR
47