%&
' &&
Instructies voor keuze van de bekabeling:
Voor het leggen van meerdere intrinsiekveili-
ge circuits in een meeraderige kabel, moe-
ten de paragrafen 6.1.3.2 uit de VDE 0165
resp. paragraaf 5 van de EN 50039 wor-
den aangehouden.
Let erop dat de radiale dikte van de isolatie
van een ader bij algemeen gebruikelijke iso-
latiematerialen, zoals bijv. polyethyleen,
een minimale dikte van 0,2 mm hebben. De
diameter van de afzonderlijke ader van een
soepel kabel mag niet kleiner dan 0,1 mm
zijn.
Splijten van de aderuiteinden moet, bijv.
m.b.v. adereindhulzen, worden voorkomen.
Niet gebruikte openingen op het instrument
moeten met blinde pluggen worden afgeslo-
ten.
3.1 Pneumatische aansluiting bij
uitvoering met magneetventiel
De luchtaansluitingen zijn naar keuze als
gat met NPT 1/4 of G 1/4 schroefdraad uit-
gevoerd. De standaard inschroefkoppelin-
gen voor metalen en koperen leiding of
kunststof slangen kunnen worden gebruikt.
Belangrijk!
De lucht moet droog zijn en vrij van olie en
stof. De onderhoudsvoorschriften voor de
voorgeschakelde reduceerstations moeten
absoluut worden aangehouden.
De luchtleidingen moeten voor het aanslui-
ten grondig worden doorgeblazen.
"
De steldrukaansluiting is bij directe aan-
bouw op de aandrijving type 3277 vast ge-
geven; bij aanbouw conform Namur wordt
deze afhankelijk van de veiligheidspositie
"membraanstang ingaand resp. uitgaand"
aan de onder- of de bovenzijde van de aan-
drijving uitgevoerd.
Ontluchting:
Vanaf modelindex 3768-x...x. 03 hebben
de eindschakelaars een opklapbaar deksel
zonder ontluchtingsopening. De ontluch-
tingsaansluitingen bevinden zich bij de mon-
tagetoebehoren.
Bij directe aanbouw bevindt zich een ont-
en beluchtingsstop op het kunststof deksel
van de aandrijving; bij Namur-aanbouw op
het adapterhuis en bij aanbouw voor draai-
aandrijvingen op het tussenstuk resp. op de
omkeerversterker.
Belangrijk: bij het vervangen van oudere
eindschakelaars tot modelindex 3768-x...x.
02 moeten eventueel ook aanbouwonderde-
len worden vervangen.