Inhoudsopgave
Advertenties
Onderhoud
aandrijfsysteem
Zelfaandrijving afstellen
Als de zelfaandrijving niet werkt of de machine de
neiging heeft om voorwaarts te kruipen wanneer de
bedieningsstang zich meer dan 3,8 cm van de handgreep
bevindt, moet u de zelfaandrijving afstellen.
1. Draai de moer los waarmee de stelschroef is
vastgezet (Figuur 25).
Figuur 25
1. Stelschroef
2. Moer
2. Draai aan de stelschroef totdat de kabel strak staat
(Figuur 25).
3. Draai de moer vast.
Opmerking: Om de afstelling controleren, trekt
u de maaimachine langzaam naar achteren terwijl
u de bedieningsstang geleidelijk in de richting van
de handgreep beweegt. De afstelling is correct
als de achterwielen ophouden te draaien en de
bedieningsstang zich ongeveer 3,8 cm vanaf de
onderkant van de handgreep bevindt.
Opmerking: Als de stelschroef volledig naar buiten
is gedraaid en de zelfaandrijving niet werkt wanneer
de zelfaandrijving 3,8 cm vanaf de handgreep is,
moet u de onderste bevestigingsbeugel afstellen. Zie
stappen 4 tot en met 9.
4. Beweeg de stelschroef om de kabel zo strak mogelijk
te trekken.
5. Verwijder de benzinetank.
Opmerking: U hoeft de brandstofleiding niet los
te maken van de brandstoftank.
3. Kabel
4. 3,8 cm
6. Verwijder de bovenste drijfriemkap (Figuur 26).
1. Bovenste drijfriemkap
7. Verwijder de schroeven van de onderste
bevestigingsbeugel (Figuur 27).
1. Onderste
bevestigingsbeugel
Opmerking: In Figuur 27 is de onderste
drijfriemkap voor de duidelijkheid verwijderd. Het
22
1
G012156
Figuur 26
Figuur 27
2. Inkepingen
Advertenties
Inhoudsopgave
