3. Druk vervolgens op de VOLTAGE-instelknop (4) om in de instelmodus te komen.
4. Draai aan de CURRENT-instelknop (5). In het rechter display verschijnt nu "yes" or "no"
(ja of nee).
5. Selecteer "yes" en druk vervolgens op de VOLTAGE-instelknop (4) om de selectie te
bevestigen en terug te keren naar de instelmodus.
6. Druk daarna op de MENU-toets (8) om de instelmodus te verlaten. De labvoeding start
opnieuw met de ingestelde waarden af fabriek.
15. SENSE-FUNCTIE
De sense-functie is een automatische voltageregelaar voor de MAIN OUTPUT-
aansluitstekkerbussen (6). Daartoe worden er parallel aan de aansluitkabels twee aparte
meetsnoeren aangesloten. Op die twee meetsnoeren wordt de voltagedaling, die optreedt op
de aansluitbekabeling, gemeten. Deze voltagedaling zorgt voor automatische compensatie van
de labvoeding, zodat het aangesloten apparaat voorzien is van het daadwerkelijk ingestelde
voltage.
1. Zet de voedingsadapter en het aangesloten apparaat uit.
2. Sluit altijd eerst de elektriciteitsleidingen van de voedingsadapter aan op het externe
apparaat. Zorg voor de juiste polariteit.
3. Druk de terminalvrijgave van de aansluitstekkerbussen aan de achterzijde van de Remote
Sensing (10) met een kleine schroevendraaier naar binnen en plaats de kabels in de
terminalopeningen. Zorg dat ze stevig vastzitten.
4. Sluit nu de twee sense-kabels met de juiste polariteit aan op het te gebruiken apparaat. De
leidingdoorsnede voor sense-kabels moet ten minste 0,34 mm
5. Verwijder aansluitingen altijd in omgekeerde volgorde (eerst de sense-kabels, dan pas de
aansluitbekabeling).
zijn.
2
130