Inhoudsopgave
Advertenties
19. Afmetingen van ijsmelder
De ijsmelder wordt geleverd met een wandsteun en een behuizing met de elektronica, die op deze
wandsteun moet bevestigd worden d.m.v. een centrale schroef.
Afmetingen van de behuizing in mm
Montage van de behuizing
Een correcte en stabiele montage van de ijsmelder is heel belangrijk. Daartoe de centrale schroef aan de
voorzijde van de behuizing losdraaien, het deksel wegnemen en de klemmenstrook voorzichtig naar
beneden trekken om deze te scheiden van het elektronische gedeelte. De richtlijnen van hfdst. 20 opvolgen
voor de bedrading van de klemmenstrook. Daarna de klemmenstroken terugplaatsen op hun bijbehorende
steunen en het deksel terugplaatsen. De centrale bevestigingsschroef vastdraaien.
20. Bedrading van de ijsmelder
20.1
Aansluiting van uitgangsrelais verwarming
De fase aansluiten op één van beide ingangen van het potentiaalvrij NO-contact van maximum 6 A. De
belasting (verwarmingselement) aansluiten op de andere ingang en dan de belasting terug aansluiten op de
nulleider.
20.2
Aansluiting van de alarmuitgang
De draden van de klemmen „Alarm+‟ en „Alarm-„ aansluiten op een eenheid met 24 V DC-voeding, die
compatibel is met het door de ijsmelder gegeven alarmcontact. Let op de polariteit. Maximum toelaatbare
stroomsterkte : 15 mA, beschermd door smeltveiligheid.
20.3
Aansluiting van de voedingsspanning
Sluit de fase aan op de klem L en de nulleider op de klem N. De toelaatbare voedingsspanning bedraagt 230
V AC +/- 6%. Let erop dat de kabels van de voedingsspanning niet naast de aansluitkabels van de
13
Opgelet : Risico op elektrische schokken. Als het deksel verwijderd is, zijn de
klemmenstroken, aangesloten op gevaarlijke voedingsspanningen,
rechtstreeks toegankelijk ! Om elektrische schokken te voorkomen, alle
voedingsbronnen van de detector ontkoppelen alvorens de bedrading van het
apparaat aan te raken.
Advertenties
Inhoudsopgave
