5.5. Na ± 1,5 minuut gaat de brander aan;
5.6. Draai de ontluchting (3B) van het oliefilter open;
5.7. Controleer of er olie uit het slangetje (3C) komt;
5.8. Controleer alle olie-aansluitingen op lekkages;
5.8.1. Wanneer de brander niet aangaat gaat het controlelampje (8) branden;
5.8.2. Draai de ontluchting (3B) van het oliefilter dicht;
5.8.3. Wacht ongeveer 3 minuten;
5.8.4. Reset de brander en ga naar 5.4 (deze procedure herhalen indien nodig).
5.9. Draai de ontluchting (3B) dicht wanneer er alleen maar olie (geen schuim) uit het slangetje
komt;
Let op:
De oliebrander wordt door de fabrikant getest, niet afgesteld. Het afstellen
van de brander dient door deskundige installateur te worden gedaan, omdat
dit specialistische vakkenis vereist. Om aanspraak te kunnen maken op garantie, moet
de ketel bij ingebruikstelling door een door de fabrikant aangewezen installateur
worden afgesteld. U kunt hiervoor contact opnemen met Kabola Heating Systems om
een afspraak te maken.
Pas nooit op eigen initiatief de branderinstellingen aan.
Een juist afgestelde brander geeft een helderwitte vlam te zien, welke zichtbaar is door de
inspectieopening (6).
5 Bediening
Wanneer de ketel volgens § 4.2 in gebruik is gesteld is verdere bediening van de ketel eenvoudig.
1. Met de onderste draaiknop 8 (figuur 10) wordt de gewenste keteltemperatuur ingesteld.
2. Met de bovenste draaiknop 7 (figuur 10) wordt de nadraaitijd van de circulatiepomp ingesteld.
Deze tijd kan tussen 3 en 10 minuten worden ingesteld. Wanneer de boiler warmte vraagt is de
nadraaitijd van de pomp vast ingesteld op 7 minuten.
Met behulp van de kamerthermostaat of de boilerthermostaat wordt de warmtevraag geregeld en dus
het functioneren van de ketel. Uitleg over de werking van de kamerthermostaat vindt u in de
gebruiksaanwijzing van de kamerthermostaat.
Wanneer u problemen heeft met de bediening van de ketel kunt u in bijlage D een lijst vinden waarin
mogelijke problemen en bijbehorende oplossingen worden besproken.
5.1 Uitleg van het dashboard
De LED's op het dashboard geven de
actieve functies van de ketel weer. (figuur
10)
1. Deze LED geeft aan of de stuurprint
aangesloten is op de 24 VDC
stuurspanning. Als dit het geval is
brandt deze LED.
2. Deze LED brandt wanneer er warmte
door de kamerthermostaat wordt
gevraagd.
3. Deze LED brandt wanneer de
vorstbeveiliging is ingeschakeld.
4. Deze LED geeft aan of de brander is
ingeschakeld.
5. Deze LED geeft aan dat de circulatiepomp
ingeschakeld is.
6. Deze LED brandt wanneer de driewegklep bekrachtigd is, dit betekent dat de boiler wordt
opgewarmd.
Gebruikershandleiding B–boiler serie, 1-4-2005
Figuur 10
13