I NS T AL L AT I E H A N DL E I D I N G
5.12 Afstellen toestel
Het toestel dient zo afgesteld te worden dat het goed functioneert in combinatie met het afvoersysteem.
Daartoe wordt eventueel een restrictieschuif geplaatst en/of wordt de luchtinlaatgeleider verwijderd. De
voorwaarden voor toepassing met geveldoorvoer en dakdoorvoer staan vermeld in Bijlage 2, Tabellen 4, 5 en 6.
Dit toestel is geschikt voor Powervent®. Voor meer informatie zie de installatiehandleiding van de Powervent®.
5.12.1 Restrictieschuif (R)
De restrictieschuif (R) is los meegeleverd. Deze wordt als volgt geplaatst (zie Bijlage 3, Afb. 18):
Ø
Schroef de 6 parkers (S) los van de middelste plaat (T);
Ø
Verwijder deze plaat;
Ø
Plaats de restrictieschuif;
Ø
Stel de afstand van de restrictie in met behulp van de bijgeleverde mal (zie Bijlage 3, Afb. 19):
-
33 mm afstand betekend dat de schuif maximaal wordt dichtgeschoven;
-
38 mm afstand wordt ingesteld m.b.v. mal;
-
43 mm afstand wordt ingesteld m.b.v. mal;
-
48 mm afstand wordt ingesteld m.b.v. mal.
Ø
Zet de restrictieschuif vast met behulp van de inbusbout (u);
Ø
Plaats de middelste plaat weer terug.
5.12.2 Luchtinlaatgeleiders (L)
De luchtinlaatgeleiders (l) bevinden zich aan de onder(zij)kant van de bak (M) rondom brander. Ga bij het
verwijderen als volgt te werk (zie Bijlage 3, afb. 20).
Ø
Draai de parkers uit de bak rondom brander en neem deze uit het toestel;
Ø
Draai de parkers (N) los en verwijder deze;
Ø
Verwijder de luchtinlaatgeleiders;
Ø
Plaats de bak rondom brander terug in het toestel en zet deze weer vast met de parkers.
NL