Inhoudsopgave
Advertenties
Het onderwerp valt buiten
het focusbereik.
Het onderwerp laat zich
moeilijk scherpstellen.
Het onderwerp van de opname is te donker.
Er is niet voldoende licht.
Het onderwerp is
onderbelicht omdat de
omgeving te licht is.
Het onderwerp valt buiten
het bereik van de flitser.
Het onderwerp op het opgenomen beeld is te
licht of het beeld vertoont witte strepen.
Het onderwerp is te
dichtbij, waardoor het
flitslicht te fel is.
Het onderwerp is
overbelicht omdat de
omgeving te donker is.
Er schijnt te veel licht direct
in de camera of te veel licht
wordt gereflecteerd door het
onderwerp.
De flitser is ingeschakeld.
102
Maak een opname op de juiste
afstand van het onderwerp
Gebruik de focusvergrendeling,
AF lock of stel handmatig scherp
om opnamen te maken
Stel de flitser in op
(Verkorte handleiding p. 15).
Stel de belichtingscompensatie in
op een positieve waarde (+)
Gebruik AE lock
(belichtingsvergrendeling) of gebruik
de spotmetingsfunctie
Zorg er bij het gebruik van de
ingebouwde flitser voor dat u de
opname maakt op de juiste afstand
van het onderwerp
Verhoog de ISO-waarde voordat
u de opname maakt
Zorg er bij het gebruik van de
ingebouwde flitser voor dat u de
opname maakt op de juiste afstand
van het onderwerp
Stel de belichtingscompensatie in op
een negatieve waarde (–)
Gebruik AE lock
(belichtingsvergrendeling) of gebruik
de spotmetingsfunctie
Wijzig de opnamehoek.
Stel de flitser in op
(Verkorte handleiding p. 15).
(p.
127).
(p.
49).
(Flits uit)
(p.
57).
(pp.
52, 55).
(p.
128).
(p.
69).
(p.
128).
(p.
57).
(pp.
52, 55).
(Flits uit)
Advertenties
Inhoudsopgave
