Ruimtethermostaat
Handleiding bij de installatie
088R0223
VI.88.R1.10
DKCD 01/99
Type CFR
1
2
LED-veld
3
Aanmelden van ruimtethermostaat op de uitgangen
- De ruimtethermostaat (fig.1) en masterregelaar CFM wor-
den via de zwarte aansluitkabel verbonden. De eerste vrije
uitgang in het LED-veld knippert.
De LEDs van de andere vrije uitgangen branden.
De reeds geregistreerde uitgangen zijn gedoofd (fig.2)
- Wanneer kort op OK wordt gedrukt, meldt men de ruimte-
thermostaat aan bij de betreffende uitgang en het LEDje
dooft (fig.2).
Wanneer men wenst dat de ruimtethermostaat bij meerdere
uitgangen wordt gemeld, dan zoekt men deze op met de +
of – toetsen en door even op OK te drukken, wordt dit be-
vestigd.
Wanneer na de aanmelding de aansluitkabel weer verwijderd
wordt, knippert de rode LED onder het batterijdeksel van de
ruimtethermostaat gedurende tenminste 1 minuut (Test
mode). Tevens knipperen in de masterregelaar de LED's van
de aan deze ruimtethermostaat gekoppelde uitgangen.
Afmelden van ruimtethermostaat
De ruimtethermostaat en de masterregelaar mogen niet ver-
bonden zijn.
- Druk gedurende 5 sec. op OK en de eerste LED in de rij van
de aangemelde ruimtetheremostaten knippert (fig.2). De
andere LEDs van de aangemelde ruimtethermostaten bran-
den.
- Met +/- wordt de ruimtethermostaat opgezocht die men
wenst af te melden (deze knippert).
- Het afmelden wordt bevestigd door gedurende 5 sec. op OK
te drukken. Het LED wordt gedoofd.
Testen van het ruimtethermostaat
De ruimtethermostaat kan als volgt tetest worden:
- Stel de thermostaat op de hoogste temperatuur in.
- Zet de funktieschakelaar aan de zijkant van de
ruimtethermostaat op een willekeurige nieuwe stand
- Indien de rode LED onder het batterijdeksel (fig.1) binnen 1
minuut begint te knipperen, is de ruimtethermostaat in orde.