Systeem eisen
Bij verwondingen veroorzaakt door onder de huid
ingedrongen materiaal meteen arts raadplegen!
Het systeem in ieder geval met een luchtuitlaatventiel
(alleen bij pneumatische pompen) en
materiaaldruk–aftapkraan voorzien. Deze onderdelen
helpen letsel te voorkomen bij instel– of
reparatiewerkzaamhedenaan pomp of pistool (b.v.
indringen van materiaal onder de huid of in de ogen,
e.t.c.).
1.
De ontlastende hoofdluchtafsluiter (alleen bij
luchtgedreven pompen) dient voor het ontlasten van
de lucht die tussen luchtafsluiter en pomp
achtergebleven is na het sluiten van de luchtafsluiter.
Deze in de leiding achtergebleven lucht kan een
spontaan aanlopen van de pomp tot gevolg hebben.
2.
D.m.v. materiaaldruk–aftapkraan wordt de
materiaaldruk in de onderpomp, slang en pistool
ontlast; het bedienen van de pistooltrekker kan voor
de drukontlasting ontoereikend zijn.
3.
Indien in het materiaal deeltjes aanwezig zijn die de tip
kunnen verstoppen, moet het materiaal gefiltreerd
worden.
Gebruik van de trekkerblokkering
Om de trekker te blokkeren moet de veiligheidspal zo
gedraaid worden dat de pal in een rechte hoek tot het
pistoolhuis staat, afb. 1.
spuitgereed
afb. 1
4 308–237
Installatie
Trekker geblokkeerd
afb. 2
Om de trekkerblokkering op te heffen de pal uitdrukken en
parallel met het pistoolhuis draaien, zie afb. 1.
INBEDRIJFSTELLING
1.
Materiaalslang aan een 1/4" NPS(A) pistoolinlaat
vastschroeven. Aan de tweede 1/4" NPS(A)
aansluiting terugloopslang monteren.
2.
Pomp zonder gemonteerde tip starten. Pomp volgens
aanwijzingen spoelen en dan het systeem met
materiaal vullen.
3.
Druk ontlasten. De trekker moet geblokkeerd zijn, zie
afb. 1.
4.
Tipbeschermer (1) afschroeven, vervolgens op tip
pakking (2d) leggen en tip (A) monteren. Dan in zijn
geheel vast op het pistool schroeven. Met sleutel vast
aandraaien, zie afb. 2.
Opmerking: Wordt de pakking (2d) niet gemonteerd dan
ontstaan lekkages.
5.
Pomp starten. Tegendrukregelaar in de retourleiding
van de rondpompinstallatie instellen. Materiaaldruk
reguleren tot de spuitstraal geheel uit fijne
spuitdruppels bestaat. Op een zo laag mogelijke druk
instellen. Door een hogere druk wordt het spuitpatroon
niet verbeterd maar veroorzaakt slechts voortijdige
slijtage van tip en pomp.
6.
Indien verandering van druk geen goed spuitpatroon
oplevert, druk ontlasten zoals eerder beschreven en
een tip met andere opening kiezen.
7.
Bij het spuiten pistool geheel geopend of geheel
gesloten houden. Spuitpistool ca. 350 mm en in rechte
hoek tot werkoppervlak houden. Pistool niet in
boogvorm bewegen. Door te oefenen de juiste lengte
en snelheid van de spuitstraal vinden.