Gebruikershandleiding
1
5 6
4 0
2 4
2 0
Het kan nodig zijn om de meer geavanceerde verwarmingsinstellingen te wijzigen als u het comfortwiel 3 stap-
pen hoger of lager moet zetten om de gewenste binnentemperatuur te realiseren of als er corrigerende wijzi-
gingen bij verschillende buitentemperaturen nodig zijn. Zie het hoofdstuk Verwarmingsinstellingen in deze bij-
lage voor meer informatie.
Het te laag instellen van de comfortaanpassingen kan zeer lage binnentemperaturen veroorzaken. Door de
traagheid van het ruimteverwarmingssysteem kan het bovendien wel een dag duren voordat het effect van de
wijzigingen merkbaar is.
Neem contact op met uw installateur als u niet goed weet hoe u de instellingen van de warmtepomp kunt
aanpassen.
10.4
Verwarmingscurve
De waarde van de verwarmingscurve-indicator
verwarmingssysteem wordt geleverd ("aanvoerleidingtemperatuur") bij een buitentemperatuur van 0 °C.
Fig. 2: Verwarmingscurve 40
De fabrieksinstelling voor de verwarmingscurve vóór enige aanpassing bedraagt '40'. Die instelling is geschikt
voor veel verwarmingssystemen met radiatoren, maar is meestal ongeschikt voor systemen met vloerverwar-
ming. Voor systemen met vloerverwarming is de standaardinstelling van de verwarmingscurve '30'.
LET OP: Een verkeerde afstelling van de max./min. temperaturen kan bij vloerverwarmingssystemen schade
aan de vloer veroorzaken. Zorg ervoor dat u de door de fabrikant van de vloer aanbevolen temperatuur niet
overschrijdt.
Combinatiesystemen met zowel vloerverwarming als radiatoren kunnen verschillende verwarmingscurven ver-
eisen. Dat is mogelijk met bijvoorbeeld een extra distributiecircuit, als dat door de installateur is voorbereid.
26
Atlas, Calibra & Calibra Eco
2
3
0
-2 0
40
aanvoerleiding (˚C)
80
60
40
29
21
20
17
10
BWCA01UG0310
1
Aanvoertemperatuur (°C)
2
Maximale aanvoertemperatuur
3
Buitentemperatuur (°C)
geeft de temperatuur weer van het water dat aan het
11:20
59
+1
51
44
40
34
buitenshuis (˚C)
5
0
-5
-15
-25
Thermia AB