452163.69.04 · 07/2009 · Rei
Montage- en gebruiksaanwijzing
WWP L 17 A - WWP L 40 A
6 Montage
6
Montage
6.1
Algemeen
De warmtepomp is voorzien van de volgende aansluitingen:
Vertrek/terugloop van de verwarmingsinstallatie
Condenswaterafvoer
Stuurleiding naar de warmtepompmanager
Stroomvoorziening
6.2
Aansluiting aan de verwarmingskant
De aansluitingen op de warmtepomp aan de verwarmingskant moeten in het apparaat
zelf worden aangebracht. De betreffende aansluitafmetingen zijn in de toestelgegevens
te vinden. De aan te sluiten slangen worden naar beneden toe uit het apparaat geleid.
Als hulpstuk is een optioneel buizenpakket verkrijgbaar, waarmee de aansluitingen zij-
delings afgevoerd kunnen worden.
Bij het aansluiten aan de warmtepomp dienen de overgangen met een sleutel te wor-
den vastgehouden.
Voordat de warmtepomp aan de verwarmingskant aangesloten wordt, dient de verwar-
mingsinstallatie doorgespoeld te worden, om mogelijk vuil, resten van isolatiemateriaal
etc. te verwijderen. Wanneer de condensor door resten en vervuiling verstopt raakt,
kan dit tot uitval van de warmtepomp leiden.
Na installatie van de verwarming dient het verwarmingssysteem te worden gevuld, ont-
lucht en onder druk te worden gezet.
Bij het vullen van de installatie moet op het volgende worden gelet:
onbehandeld vul- en suppletiewater moet drinkwaterkwaliteit hebben
(kleurloos, helder, zonder afzettingen)
het vul- en suppletiewater moet zijn voorgefilterd (poriënwijdte max. 5µm).
Minimum verwarmingswaterdebiet
Het minimum verwarmingswaterdebiet (zie toestelinformatie hoofdstuk 11, punt 4.1)
van de warmtepomp dient in elke bedrijfstoestand van de verwarmingsinstallatie gega-
randeerd te zijn. Dit kan bv. door installatie van een differentiedrukloze verdeler worden
bereikt.
Vorstbeveiliging
Warmtepompen die aan vorst blootstaan, dienen met de hand te worden geleegd (zie
afbeelding). Indien de regelaars en de verwarmingscirculatiepomp bedrijfsklaar zijn,
werkt de vorstbeveiliging van de regelaar. Bij buitenbedrijfstelling van de warmtepomp
of bij stroomuitval moet de installatie worden geleegd. Bij warmtepompsystemen waar-
bij stroomuitval niet herkend kan worden (vakantiehuis), moet de verwarmingskring met
een geschikte vorstbeveiliging worden gebruikt.
11