Opslaan van programma's
34 • Ingebruikname en bediening
V 10/07
2. Werking selecteren
De bedrijfsmodus of werking met de programmatoets T12 of
met de toepassingtoetsen T13/T14/T15 selecteren. De LED
van de betreffende toepassingtoets licht op
3. Poederuitstoot en totale lucht instellen Dit dient bij het in-
drukken van de pistooltrigger te geschieden om zo het
sproeibeeld te kunnen controleren
4. Pistooltrigger indrukken
5. Object(en) van poederspuitlaag voorzien
Externe bediening door het pistool GM02
Met behulp van de toetsen + en - aan de achterkant van het pistool (pi-
stooltype OptiSelect) kunnen verschillende functies met een externe be-
diening worden bestuurd:
Poederuitstoot instellen (toets + of - op het pistool indrukken.
-
De poederuitstoot wordt overeenkomstig meer of minder
Toepassingsmodi en de programmamodus wisselen (toetsen
-
+ en - op het pistool gelijktijdig indrukken). Het wisselen zal
tegen de wijzers van de klok in plaatsvinden. Controle door
het bekijken van de LED-toetsen op de besturingsunit
Aanwijzing:
Bij het indrukken van een van de toetsen wordt naar de weergave
van de instelwaarde gewisseld!
Buitenbedrijfstelling
De buitenbedrijfstelling van de Handpistoolbesturing OptiStar CG07 vindt
volgens onderstaande stappen plaats:
1. Pistoolschakelaar loslaten
2. Besturingsunit uitschakelen.
3. Airmover uitschakelen (OptiFlex F)
Aanwijzing:
De instellingen voor hoogspanning, poederuitstoot, elektroden-
spoellucht en fluïdisatie blijven opgeslagen!
Een aantal dagen buiten gebruik
1. Stekker uit het stopcontact nemen
2. Sproeispuitapparatuur reinigen (zie de betreffende gebruiks-
aanwijzing)
3. Hoofdpersluchttoevoer onderbreken
Aanwijzing:
De waarden in de programma's 1-20 en in de 3 vooraf gedefinieerde
werkingsmodi worden automatisch en zonder bevestiging opgesla-
gen!
Handpistoolbesturing OptiStar CG07