10 • Algemene veiligheidsvoorschriften
V 10/07
zoals afscherming ten behoeve van het afbakenen van de toegang voor
onbevoegden.
Verbod op eigenmachtig ombouwen en het doorvoeren
van wijzigingen aan de machine
Elk eigenmachtig ombouwen van en wijzigingen aan de poederspuitinstallatie
zijn op basis van de veiligheidsvoorzieningen niet toegestaan.
Bij beschadigingen aan de poederspuitinstallatie mag de installatie absoluut
niet verder worden gebruikt, dient het defecte onderdeel direct vervangen of
gerepareerd te worden. Uitsluitend originele ITW Gema-onderdelen mogen
worden gebruikt. Bij beschadigingen als gevolg van niet-originele onderdelen
vervalt elke vorm van garantie.
Reparaties mogen uitsluitend door een vakman of door ITW Gema geautori-
seerde reparatiewerkplaatsen worden uitgevoerd. Eigenmachtige, onbevoeg-
de ingrepen kunnen tot lichamelijke verwondingen en materiële schade lei-
den. De garantie van ITW Gema AG komt hierdoor te vervallen.
Veiligheidsbepalingen voor het elektrostatisch
poederspuiten
1. Deze installatie kan gevaarlijk zijn als zij niet in overeenstemming met
de instructies zoals in deze gebruikshandleiding beschreven, wordt
bediend.
2. Alle elektrostatisch geleidende onderdelen die zich binnen een af-
stand van 5 m van de spuitstandplaats bevinden en vooral de werk-
stukken moeten geaard zijn.
3. De vloer van het spuitgebied moet elektrisch geleidend zijn (normaal
beton is in het algemeen geleidend).
4. Het bedieningspersoneel moet elektrisch geleidend schoeisel dragen
(bijv. met lederen zolen).
5. Het bedieningspersoneel dient het pistool met de blote handen vast te
houden. Als handschoenen worden gedragen dienen deze elektrisch
geleidend te zijn.
6. De meegeleverde aardingskabel (groen/geel) op de aardingsschroef
van het elektrostatische poederspuitapparaat aansluiten. De aar-
dingskabel moet goed met de spuitcabine, de terugwinninginstallatie
en transportketting resp. de ophanginrichting van de objecten ver-
bonden zijn.
7. De spannings- en poedertoevoerleidingen naar de pistolen moeten
zodanig geleid worden, dat deze in verregaande mate beschermd
zijn tegen mechanische, thermische en chemische beschadigin-
gen.
8. Het poederspuitapparaat mag pas ingeschakeld worden als de ca-
bine in werking is. Schakelt de cabine uit, dan dient tevens het
poederspuitapparaat uit te schakelen.
9. De aarding van alle geleidende onderdelen (bijv. haken, transport-
ketting, enz.) moet minimaal één keer per week gecontroleerd
worden. De weerstand van de aardafleiding dient maximaal 1
MOhm te bedragen.
10. Bij het reinigen van het pistool en bij het vervangen van de spuitmon-
den moet de besturingsunit uitgeschakeld worden.
Handpistoolbesturing OptiStar CG07