Handleiding
WAARSCHUWING
Draag in voorkomende gevallen een veiligheidsbril om
uw ogen te beschermen tegen stof en andere onge-
wenste objecten. Volg de aanwijzingen in de handlei-
ding op om de het risico op letsel als gevolg van een
elektrische schok of andere oorzaken te verkleinen.
De standaardfrequenties die worden geleverd met de
ST-33Q+, zijn:
• 128 Hz
• 1 kHz [1.024 Hz]
• 8 kHz [8.192 Hz]
• 33 kHz [32.768 Hz]
• 93 kHz [93.623 Hz]
• 262 kHz [262.144 Hz]
Sluit standaardfrequenties uit de lijst met actieve frequen-
ties uit en voeg uw eigen aangepaste frequenties toe in het
menu Tools. Frequentielijsten zijn contextgevoelig zodat
elke modus een afzonderlijke lijst met actieve frequenties
kan hebben. Voor meer informatie wordt verwezen naar de
paragraaf Aanpassing in deze bedieningshandleiding.
Directe verbindingsmodus
De directe verbindingsmodus wordt het meest gebruikt
wanneer de doelvoorziening gemakkelijk toegankelijk is.
Gebruik de directe verbindingsmodus op spanningvoeren-
de geleiders. De ST-33Q+ is niet ontworpen voor verbinding
met spanningvoerende geleiders.
1. Kies verbindingslocaties voor de aardstang en de doel-
geleider. Plaats de ST-33Q+, uitgeschakeld, op de
grond tussen deze twee locaties.
NB: De verbindingsdraden van de ST-33Q+ zijn tot
7 ,6 m [25 ft] lang. Hoe verder de verbindingsdraden
worden uitgetrokken, des te incidenteler is het signaal
en des te verder de ontvanger van de zender moet
worden gebruikt om het verwarren van de signalen met
de kabelverbindingen te vermijden. Bij het uitvoeren
van een plaatsbepaling dichtbij de zender, moet u de
verbindingsdraden zo kort mogelijk houden en teveel
aan verbindingskabel opslaan in de zijzakken van de
ST-33Q+.
2. Steek de aardstang zo ver mogelijk in de grond. Maak
de grond rond de aardstang nat voor het verbeteren van
de aarding en om de weerstand van de aarde te verla-
gen. Bevestig, met de ST-33Q+ nog uitgeschakeld, de
verbindingsklem aan de aardstang (afbeelding 6).
12 – Nederlands
Afbeeling 6 – Verbindingsklem bevestigd aan de
aardstang
In plaats van het gebruik van de geleverde aardstang,
kan de verbindingsklem worden bevestigd aan ande-
re objecten, zoals een schepblad of een metalen stang
die in de grond is gestoken. Door het gebruik van gro-
tere aardingsobjecten, kan de aarding worden verbe-
terd door het vergroten van het oppervlaktegebied dat
in contact staat met de aarde.
NB: Sluit de verbindingsdraad altijd aan op de aard-
stang voordat u een andere verbindingsdraad aansluit
op de doellijn om alle stroom binnen de doelgeleider
weg te leiden van de gebruiker.
3. Schraap bij de doelgeleider al het vuil, verf, corrosie of
andere deklagen weg en bevestig de andere kabelverbin-
dingsklem met de tanden of de magneet (afbeeling 7).
Afbeeling 7 – Kabelverbinding op doelgeleider
geklemd
Goed contact tussen de kabelverbinding en de doelge-
leider verlaagt de weerstand van het circuit en produ-
ceert een sterker volgsignaal.
NB: Niet-geleidende pijpen, zoals die van klei of plas-
tic, kunnen geen volgstroom voeren zonder een volg-
draad. Plastic pijpen hebben normaliter een volgdraad
geïnstalleerd bij de pijp voor volgdoeleinden. Klem de
kabelverbinding op de volgdraad voor het inschakelen
van volgen.