De scherpstelling aanpassen
Scherpstellen op een geselecteerd gebied
p A h M
U kunt scherpstellen op een gebied dat u hebt geselecteerd.
1
Druk in de opnamemodus op [m].
2
Selecteer Scherpstelgebied
3
Druk op [o] en druk op [D/c/F/t] om het kader
naar het gewenste gebied te verplaatsen.
Verpl.
Select.
4
Druk op [o].
5
Druk op de [Ontspanknop] om een foto te maken.
•
Druk op [o] om het scherpstelgebied te wijzigen.
Als u deze functie gebruikt, is het niet mogelijk om de opties voor
gezichtsdetectie, timer en Intelli-zoom in te stellen.
Keuze AF.
Opnameopties
Meebewegende autofocus gebruiken
p A h M
Met Tracking AF kunt u het onderwerp volgen en automatisch
scherp in beeld houden, ook wanneer u beweegt.
1
Druk in de opnamemodus op [m].
2
Selecteer Scherpstelgebied
3
Stel scherp op het onderwerp dat u wilt volgen en druk
op [o].
•
Er verschijnt een scherpstelkader rond het onderwerp dat het
onderwerp volgt als u de camera beweegt.
•
Een wit kader betekent dat de camera het onderwerp volgt.
•
Een groen kader wanneer u de [Ontspanknop] half indrukt,
betekent dat het onderwerp scherp in beeld is.
4
Druk op de [Ontspanknop] om een foto te maken.
62
Tracking AF.