5 Installatie
a
Plastic gieter
b
Serviceafvoeruitlaat (met rubberen blindprop). Gebruik
deze uitlaat voor de afvoer van water uit de lekbak.
c
Locatie condenswaterpomp
d
Aansluiting afvoerleiding
e
Afvoerleiding
5 Schakel de voeding UIT.
6 Koppel de elektrische bedrading los.
▪ Verwijder het deksel van de schakelkast.
▪ Koppel de voeding en de aarding los.
▪ Koppel de gebruikersinterface los.
▪ Breng het deksel van de schakelkast weer aan.
Als de elektrische bedrading al is voltooid
1 Begin te koelen (zie
"7.2 Proefdraaien" op
2 Giet ongeveer 1 l water langzaam in de uitlaat van de
luchtuitblaas en controleer op lekken (zie
bedrading nog niet is voltooid" op
5.2
De koelmiddelleiding aansluiten
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
5.2.1
Koelmiddelleiding op de binnenunit
aansluiten
▪ Leidinglengte. Houd de koelmiddelleiding zo kort mogelijk.
▪ Flareverbindingen.
Sluit
flareverbindingen aan op de unit.
▪ Isolatie. Isoleer de koelmiddelleiding op de binnenunit als volgt:
A
a
b
c
1
B
A
A
Gasleiding
B
Vloeistofleiding
a
Isolatiemateriaal (lokaal te voorzien)
b
Kabelbinder (accessoire)
c
Isolatiedelen: Groot (gasleiding), klein (vloeistofleiding)
(accessoires)
d
Flaremoer (bevestigd op de unit)
e
Aansluiting koelmiddelleiding (bevestigd op de unit)
f
Unit
g
Afdichtingskussens: Middelgroot 1 (gasleiding),
middelgroot 2 (vloeistofleiding) (accessoires)
1
Draai de naden van de isolatiedelen naar boven.
2
Bevestig ze aan de basis van de unit.
3
Maak de kabelbinders vast rond de isolatiedelen.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
8
e
d
c
b
a
pagina 10).
"Als de elektrische
pagina 7).
de
koelmiddelleiding
B
d
b
e f
a
b
c
d
b
3
2
3
1
g
4
g
4
4
Draai het afdichtingskussen van de basis van de unit tot de
bovenkant van de flaremoer rond de koelmiddelleiding.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de hele koelmiddelleiding is geïsoleerd.
Blote leidingen kunnen condensatie veroorzaken.
5.3
De elektrische bedrading
aansluiten
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Gebruik
ALTIJD
stroomtoevoerkabel.
5.3.1
Richtlijnen bij het aansluiten van
elektrische bedrading
Aanhaalmomenten
Bedrading
Verbindingskabel
(binnen↔buiten)
Kabel
gebruikersinterface
5.3.2
Specificaties van de
standaardcomponenten van de bedrading
Component
Verbindingskabel (binnen↔buiten)
Kabel gebruikersinterface
5.3.3
Elektrische bedrading aansluiten op de
met
binnenunit
OPMERKING
▪ Volg het bedradingsschema (bij de unit geleverd, op de
e f
binnenkant van het servicedeksel).
▪ Voor instructies over de aansluiting van het sierpaneel
en de sensorkit, zie het instructievel van de bedrading
(geleverd bij de unit, in de accessoirezak).
2
▪ Zorg ervoor dat de elektrische bedrading goed zit zodat
het servicedeksel nadien weer goed kan worden
aangebracht.
De bedrading van de voeding en van de transmissie moeten
afzonderlijk worden gehouden. Deze bedradingen moeten altijd op
minstens 50 mm van elkaar worden gehouden om eventuele
elektrische storingen te voorkomen.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de voedingskabel en de transmissiekabel
van elkaar gescheiden blijven. De transmissiebedrading en
de voedingsbedrading mogen kruisen, maar ze mogen niet
parallel lopen.
1 Verwijder het servicedeksel.
een
meeraderige
kabel
Schroefmaat
Aanhaalmoment
(N•m)
M4
1,18~1,44
M3,5
0,79~0,97
Specificatie
Minimum kabeldoorsnede
van 2,5 mm² en geschikt voor
230 V
Plastic snoeren met mantel
van 0,75 tot 1,25 mm² of
kabels (2-aderige draden)
Maximum 500 m
FCAHG71~140FVEB
Split-systeem airconditioners
4P429472-1 – 2015.12
als