Beluchtingsmodi
Gebruik van de op-
vanglagers
Ventilator
Twee opties in de aansluitconfiguratie stellen het continu bedrijf of het temperatuurgere-
gelde in- en uitschakelen van een aangesloten luchtkoeling in staat (zie p. 31, 7.3). De
limietwaarden zijn typespecifiek in de aandrijfelektronica opgeslagen.
Spergasventiel
Met parameter [P:050] een aangesloten spergasventiel via de voorgeconfigureerde
uitgang in- of uitschakelen.
Het beluchten van de turbopomp is pas na het uitschakelen van de functie "pompinstal-
latie" mogelijk. De signaaloutput van de geconfigureerde uitgangen vindt plaats na een
vast ingestelde vertragingstijd van 6 s. Voor het bedrijf met een aangesloten beluchtings-
ventiel zijn drie bedrijfsmodi beschikbaar.
Met parameter [P:012] de beluchting inschakelen.
Met parameter [P:030] de beluchtingsmodus kiezen.
Vertraagde beluchting
De start en de beluchtingstijd na "pompinstallatie uit" zijn configureerbaar en afhankelijk
van het toerental van de turbopomp.
Parameter [P:030] = 0
Met parameter [P:720] het toerental van de beluchting in % van het nominale toeren-
tal instellen.
Met parameter [P:721] de beluchtingstijd in seconden instellen.
Bij het onderschrijden van het beluchtingstoerental wordt het beluchtingsventiel gedu-
rende de ingestelde beluchtingstijd geopend. Bij een stroomuitval wordt na het onder-
schrijden van het ingestelde beluchtingstoerental belucht. De beluchtingsduur is in dit
geval afhankelijk van de geleverde restenergie van de draaiende rotor. Bij herstel van de
stroomtoevoer wordt de beluchting gestaakt.
Niet beluchten
In deze bedrijfsmodus wordt er niet belucht.
Parameter [P:030] = 1
Direct beluchten
De start- en beluchtingstijd is niet configureerbaar. Het beluchten start met een tijdver-
traging van 6 s na "pompinstallatie uit". Na het opnieuw inschakelen van de functie pom-
pinstallatie wordt het beluchtingsventiel automatisch gesloten. Bij stroomuitval vindt het
beluchten plaats na het onderschrijden van een vast ingesteld, typespecifiek toerental.
Bij herstel van de stroomtoevoer wordt de beluchting gestaakt.
Parameter [P:030] = 2
De mate van gebruik van de opvanglagers is gebaseerd op de zwaarte van de storende
invloeden op de lopende rotor. Het gebruik van de opvanglagers wordt als percentage
van het maximaal mogelijke gebruik door de aandrijfelektronica samengevat, en kan via
de interface RS-485 met behulp van de display- en bedieningseenheid van Pfeiffer Vacu-
um of een pc worden geobserveerd.
Met parameter [P:329] het actuele gebruik van de opvanglagers in procenten weer-
geven.
● Afgifte van een waarschuwingsmelding vanaf 75% totaalgebruik.
● Afgifte van een waarschuwingsmelding vanaf 100 % totaalgebruik.
– Bedrijf van de pomp is niet meer mogelijk.
– Pfeiffer Vacuum Service inlichten.
Parameterset van Pfeiffer Vacuum
37