10.Brandstof
Controleer het brandstofniveau en vul de brandstoftank indien nodig bij.
Gebruik loodvrije benzine van 91 RON of hoger (PON 86 of hoger).
Gebruik nooit oude of vervuilde benzine of een olie-/benzinemengsel.
Voorkom dat er vuil of water in de brandstoftank komt.
• Benzine is uiterst brandbaar en kan onder bepaalde omstandigheden
explosief zijn.
• Vul de tank bij in een goed geventileerde ruimte en met stilstaande
motor. Rook niet en voorkom open vuur en vonken tijdens het tanken
en in ruimten waar brandstof is opgeslagen.
• Doe de brandstoftank niet te vol (er mag zich geen brandstof in de
vulpijp bevinden). Controleer na het bijvullen of de tankdop goed is
vastgedraaid.
• Mors geen brandstof. Gemorste brandstof of brandstofdamp kan in
brand vliegen. Verwijder gemorste brandstof voordat u de motor
start.
• Voorkom herhaaldelijk of langdurig contact van brandstof met de
huid en het inademen van benzinedampen. BUITEN BEREIK VAN
KINDEREN HOUDEN.
BRANDSTOFTANKDOP
BRANDSTOFTANK
BENZINE
MAXIMUM NIVEAU
17