3. Vervang de lamp door een geschikte
300 °C hittebestendige lamp.
14. PROBLEEMOPLOSSING
WAARSCHUWING!
Raadpleeg de hoofdstukken
Veiligheid.
14.1 Wat te doen als...
Probleem
Er is geen vonk als u pro‐
beert de vonkontsteking te
activeren.
De vlam dooft onmiddellijk
na de ontsteking.
De vlamring is ongelijkmatig. De branderkroon is verstopt
De branders werken niet.
De vlamkleur is oranje of
geel.
De oven wordt niet warm.
De lamp werkt niet.
Stoom en condens slaan
neer op het eten en in de
ovenruimte.
4. Installeer het glazen deksel.
Mogelijke oorzaak
De kookplaat is niet aange‐
sloten op een stopcontact of
niet goed geïnstalleerd.
De zekering is doorgesla‐
gen.
Branderdeksel en kroon zijn
niet goed geplaatst.
Het thermokoppel is niet vol‐
doende opgewarmd.
met voedselresten.
Er is geen gastoevoer.
De oven is uitgeschakeld.
De benodigde instellingen
zijn niet ingesteld.
De lamp is defect.
Je hebt het gerecht te lang
in de oven achtergelaten.
NEDERLANDS
Oplossing
Controleer of de kookplaat
goed aangesloten is op het
lichtnet. Zie het aansluit‐
schema.
Verzeker u ervan dat de ze‐
kering de oorzaak van de
storing is. Als de zekeringen
keer op keer doorslaan,
neem je contact op met een
erkende installateur.
Plaats de branderdeksel en
de kroon op de juiste wijze.
Na het ontsteken van de
vlam, de vlamontsteking cir‐
ca 10 sec. ingedrukt houden.
Zorg ervoor dat de injector
niet geblokkeerd is en dat de
branderkroon schoon is.
Controleer de gasaanslui‐
ting.
De vlam kan in sommige de‐
len van de brander oranje of
geel lijken. Dit is normaal.
Schakel de oven in.
Zorg ervoor dat de instellin‐
gen correct zijn.
Vervang de lamp.
Laat gerechten na het berei‐
den niet langer dan 15 - 20
minuten in de oven staan.
29