4). Bestuur de scootmobiel altijd met beide handen aan het stuur
5). Houd uw voeten altijd op de voetenplank terwijl u in de
scootmobiel rijdt.
6). Controleer voordat u de scootmobiel inschakelt:
Zorg ervoor dat uw
scootmobiel in de rijstand
staat (niet in de vrijstand)
Zitting is vergrendeld in de
gewenste positie
Is de batterij opgeladen?
Werken de remmen?
Zijn de wielen
onbeschadigd en is
de bandenspanning
goed?
8.1 AAN/UIT ZETTEN
De schakelaar bevindt zich aan de rechterkant van het
dashboard. Steek de sleutel in de schakelaar en draai deze naar
rechts om de scootmobiel aan te zetten. Draai naar links om de
scootmobiel uit te schakelen.
Controleer of de
vrijstandhendel omlaag staat
Probeer te zitting naar voren
en naar achteren te bewegen
Controleer de status van de
batterij
Probeer langzaam te rijden en
vervolgens te stoppen
Inspecteer de conditie van de
wielen
8.2 LED DISPLAY
LED display "On" (Aan):
De scootmobiel is ingeschakeld en klaar om te rijden. Als de
statusindicator knippert, is er mogelijk een defect.
Schakel de scootmobiel uit en neem contact op met uw erkende
leverancier.
Status
indicator
8.3
DE SNELHEID AANPASSEN
Er zijn twee manieren om uw
snelheid aan te passen aan uw
rijomstandigheden.
Gebruik altijd een lagere
snelheid bij onzekere/
onduidelijke
rijomstandigheden.
Er zijn twee manieren om de
snelheid van uw scootmobiel aan
te passen.