8 Werking van de bediening
8.1 Normale modus
De werking van het apparaat wordt d.m.v. het aansluiten van de voedingsspanning
gestart. De bediening van de kleppeninstallatie gebeurt met de in- en uitgangen van het
apparaat.
Aanwijzing!
Alle digitale uitgangen van een systeem hebben betrekking op dezelfde
massa (-). Het is toegestaan om een massaleiding voor meerdere
ingangen te gebruiken
Aanwijzing!
De na-nareiniging wordt onderdrukt zolang de "Pre-coating" is
geactiveerd.
HE 5731 Gebruiksaanwijzing
# 373369, Versie 1.6
1
Zolang de startingang (START) gesloten
is, worden de kleppen met de ingestelde
bedieningstijden bestuurd, mits de
vrijgave-ingang (ENABLE) is gesloten.
2
Een testsignaal bij de na reinigingsingang
(POSTCL) start een aansturing van de
kleppen met de ingestelde
bedieningstijden. Het aantal reinigingscycli
wordt in de parameters gespecificeerd.
Voorwaarde is een gesloten vrijgave-
ingang (ENABLE).
3
Om een reiniging te kunnen activeren,
moet de vrijgave-ingang (ENABLE)
gesloten zijn. Er kan een reiniging worden
geactiveerd door de startingang te sluiten,
een sensorsignaal bij de na-
reinigingsingang (POSTCL) of door het
overschrijden van de bovenste
drukverschil-drempel.
Opgelet! In de testmodus kunnen kleppen
ook zonder vrijgave worden aangestuurd.
Bedrijfs- resp. foutmeldingsrelais:
Bij een foutvrije werking is het contact tussen de
klemmen 20 en 22 gesloten. De volgende oorzaken
leiden tot een foutmelding:
1) voedingsuitval (Fail-Safe-modus)
2) Busfout
3) Apparaatstoring (parameterfout)
4) Klepfout
5) Delta-p-alarmmeldingen
Werking van de bediening
34