6.3.1
Codeerschakelaar
Codeerschakelaar voor de volgorde van apparaten
Het apparaatnummer van de communicatie geeft de geregelde volgorde
van de kleppen aan, onafhankelijk van de bekabelingsvolgorde.
Apparaatnummer "5" geldt voor een bedienings- en regelapparaat
zonder effectieve klepaansluiting. De kleppen worden vanaf
regelapparaat 1 aangesloten.
De cijfers 6 tot 9 en A tot F hebben geen functie.
Kleppen codeerschakelaar
Er kunnen maximaal 16 kleppen aan elk apparaat worden aangesloten
Met de kleppen codeerschakelaar wordt het aantal kleppen dat vanuit dit
apparaat wordt geregeld, van 1 – 16 ingesteld.
(Klep 10-15 = A-F, klep 16 = 0). Wordt het apparaat zonder uitbreiding
gebruikt, dan kan het aantal kleppen op „16" ingesteld blijven - de
vastgestelde instelling "Aantal kleppen" geldt dan in het menu.
Voorbeeld: 20 kleppen (HE 5731 Master=16, HE 5731 E Slave=4)
Master:
Kleppen codeerschakelaar= 0
Apparaten codeerschakelaar = 1
Voorbeeld: 20 kleppen (HE 5731 Master=10, HE 5731 E Slave=10)
Master:
Kleppen codeerschakelaar= A
Apparaten codeerschakelaar = 1
HE 5731 Gebruiksaanwijzing
# 373369, Versie 1.6
Elektrische ingebruikneming
Slave:
Kleppen codeerschakelaar= 4
Apparaten codeerschakelaar = 2
Slave:
Kleppen codeerschakelaar= A
Apparaten codeerschakelaar = 2
27