Het AF-hulplicht is ingesteld
op [Uit].
Het onderwerp valt buiten het
scherpstelbereik.
Het kost moeite om op het
onderwerp scherp te stellen.
Het onderwerp van de opname is te donker.
Er is niet voldoende licht.
Het onderwerp is onderbelicht
omdat de omgeving te licht is.
Het onderwerp valt buiten het
bereik van de flitser.
In donkere omgevingen die ongunstig zijn
voor het automatisch scherpstellen van de
camera, wordt het autofocushulplicht (AF-
hulplicht) geactiveerd om het scherpstellen
te vergemakkelijken. Het hulplicht voor
automatisch scherpstellen werkt niet
wanneer het is uitgeschakeld. U moet het
hulplicht daarom instellen op [Aan] om het
te activeren
(p.
49). Zorg ervoor dat u het
hulplicht niet afdekt met uw hand wanneer
u het gebruikt.
Maak een opname op de juiste
scherpstelafstand van het onderwerp
(p.
176).
Mogelijk is de camera per ongeluk
ingesteld op een functie die u niet wilt
gebruiken (zoals Macro). Annuleer de
instelling.
Gebruik de focusvergrendeling of [AF lock]
om de opname te maken
Schakel de flitser in
Stel de belichtingscompensatie in op een
positieve waarde (+)
Gebruik AE lock (belichtingsvergrendeling)
of de spotmetingsfunctie
Zorg er bij het gebruik van de ingebouwde
flitser voor dat u de opname maakt op de
juiste flitsafstand van het onderwerp
(p.
177).
Verhoog de ISO-waarde voordat u de
opname maakt
(p.
(p.
86).
(flitser aan)
(p.
(p.
90).
(p.
91).
65).
147
59).