Inhoudsopgave
Advertenties
Het onderwerp van de opname is te donker.
Er is niet voldoende licht.
Het onderwerp is
onderbelicht omdat de
omgeving te licht is.
Het onderwerp valt buiten het
bereik van de flitser.
Het onderwerp van de opname is te helder of het
beeld vertoont witte strepen.
Het onderwerp is te dichtbij,
waardoor het flitslicht te fel is.
Het onderwerp is overbelicht
omdat de omgeving te
donker is.
Er schijnt te veel licht direct
in de camera of te veel licht
wordt gereflecteerd door
het onderwerp.
De flitser is ingeschakeld.
Beeld bevat ruis.
ISO-waarde is te hoog.
Stel de flitser in op
(Verkorte handleiding p. 15).
Stel de belichtingscompensatie in op
een positieve waarde (+)
Gebruik AE lock of gebruik
spotmeting
(pagina's
Zorg er bij het gebruik van de
ingebouwde flitser voor dat u
de opname maakt op de juiste
flitsafstand van het onderwerp
(p.
137).
Verhoog de ISO-waarde voordat
u de opname maakt
Zorg er bij het gebruik van de
ingebouwde flitser voor dat u
de opname maakt op de juiste
flitsafstand van het onderwerp
(p.
137).
Stel de belichtingscompensatie in op
een negatieve waarde (-)
Gebruik AE lock of gebruik
spotmeting
(pagina's
Wijzig de opnamehoek.
Stel de flitser in op
(Verkorte handleiding p. 15).
Bij hogere ISO-waarden en bij de
instelling
(Hoge ISO Automatisch)
kan er ruis in het beeld ontstaan. Voor
een betere beeldkwaliteit selecteert u
een zo laag mogelijke ISO-waarde.
(p.
65).
In de modi
,
en
loopt de ISO-waarde op en
kan er ruis ontstaan.
(Flitser aan)
(p.
52).
49, 51).
(p.
65).
(p.
52).
49, 51).
(Flitser uit)
,
,
,
,
117
Advertenties
Inhoudsopgave
