2. Druk op <Opties> → Nieuwe afbeelding →
Openen of Foto maken.
3. Selecteer een afbeelding of maak een nieuwe foto.
4. Druk op <Opties> → Effecten → een effectoptie.
5. Selecteer een van de mogelijke varianten van
het toe te passen effect en druk op <Gereed>.
Pas het niveau aan voor sommige effecten.
Verplaats de rechthoek of wijzig het formaat
ervan en druk op <Opties> → Gereed
om een wazig effect toe te passen op een
specifiek gedeelte van een afbeelding.
6. Druk op <Opties> → Opslaan als → <Ja> als
u klaar bent met het toepassen van effecten.
7. Geef een nieuwe bestandsnaam voor de
afbeelding in en druk op <Opties> → Opslaan.
Afbeeldingen aanpassen
1. Druk in de standby-stand op <Menu> →
Extra's → Afbeelding bewerken.
2. Druk op <Opties> → Nieuwe afbeelding →
Openen of Foto maken.
44
3. Selecteer een afbeelding of maak een nieuwe foto.
4. Druk op <Opties> → Aanpassen → een
aanpassingsoptie (helderheid, contrast of kleur).
Selecteer Automatisch niveau om de
afbeelding automatisch aan te passen.
5. Pas de afbeelding aan en druk op <Gereed>.
6. Druk op <Opties> → Opslaan als → <Ja> als
u klaar bent met aanpassen.
7. Geef een nieuwe bestandsnaam voor de
afbeelding en druk op <Opties> → Opslaan.
Afbeeldingen transformeren
1. Druk in de standby-stand op <Menu> →
Extra's → Afbeelding bewerken.
2. Druk op <Opties> → Nieuwe afbeelding →
Openen of Foto maken.
3. Selecteer een afbeelding of maak een nieuwe
foto.
4. Druk op <Opties> → Transformeren →
Formaat wijzigen, Roteren of Omdraaien.