5.2. Parallelle losse voet
Als de meetwaarden in de ene diagonaal zeer klein zijn (minder dan 0,05 mm) en in de andere
diagonaal groot en van dezelfde grootteorde, dan is er waarschijnlijk sprake van een parallelle
losse voet.
In bovenstaand voorbeeld zou de voet rechtsonder bijvoorbeeld ongeveer 0,2 mm te kort
kunnen zijn.
Het is natuurlijk ook mogelijk dat de voet linksboven te kort is of dat ze allebei ongeveer 0,1 mm
te kort zijn.
Bij grote machines is het geraden om bijkomende metingen uit te voeren met voelermaten
onder de vier hoeken van de voet.
Bij kleinere machines zal men vaak de beide voeten met de helft van de gemeten waarde
opvullen.
22