16
|
Installatie van de unit
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
50
▪
In de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen
OPMERKING
De in deze handleiding beschreven apparatuur kan elektronische ruis veroorzaken
afkomstig van radiofrequentie-energie. De apparatuur voldoet aan specificaties die
een redelijke bescherming moeten bieden tegen dergelijke interferentie. De garantie
dat in een specifieke installatie geen interferentie zal optreden, kan echter niet
worden gegeven.
Het is dan ook aan te raden de apparatuur en elektrische draden op een gepaste
afstand van stereotoestellen, pc's, enz. te installeren.
In plaatsen met een slechte ontvangst, moet de afstand 3 m of meer bedragen om
elektromagnetische storingen van andere apparatuur te voorkomen en moeten de
voedings- en transmissieleidingen in kabelbuizen liggen.
▪
Zorg ervoor dat ingeval van een waterlek, het water geen schade kan
veroorzaken aan de installatieruimte en de omgeving.
▪
Kies een plaats waar het werkingsgeluid of de warme/koude lucht van de unit
geen overlast veroorzaakt.
▪
Luchtstroom. Zorg ervoor dat de luchtstroom niet geblokkeerd wordt.
▪
Afvoer. Zorg ervoor dat het condenswater goed kan worden afgevoerd.
▪
Plafondisolatie. Wanneer de temperatuur in het plafond hoger is dan 30°C en er
een relatieve vochtigheid van meer dan 80% heerst, of wanneer er verse lucht in
het plafond wordt geleid, is er extra isolatie nodig (polyethyleenschuim met een
dikte van minstens 10 mm).
▪
Beveiligingsroosters. Installeer beveiligingsroosters (lokaal te voorzien) op de
aanzuig- en uitblaaszijde om te voorkomen dat de ventilatorschoepen of de
warmtewisselaar kunnen worden aangeraakt.
▪
Afstand. Let op de volgende vereisten:
≥300
b
c
d
≥620
A
Minimumafstand tot de vloer:
2,7 m om onopzettelijk aanraken te voorkomen.
2,5 m als de ventilator afgedekt is (bijv. vals plafond, rooster, ...)
a
Besturingskast
b
Ruimte voor onderhoud
c
Plafond
d
Plafondopening
e
Neem afmetingen zodat een verval van minstens 1/100 verzekerd is
f
Vloeroppervlak
▪
Uitblaasrooster. Minimum vereiste installatiehoogte van uitblaasrooster ≥1,8 m.
▪
Afmetingen plafondopening. Controleer of de plafondopening binnen de
volgende limieten valt:
a
≥300
b
≥20
c
≥400
f
(mm)
FXDA10~63A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599621-1A – 2020.10