8
Bedieningsfuncties en prestaties
▼ Controle alvorens gebruik
• Controleer of de aardedraad is ontkoppeld.
• Controleer of de luchtfilter geplaatst is.
• Schakel de circuitonderbreker ten minste 12 uur
alvorens het starten van de unit in.
▼ 3 minuten beschermingsfunctie
De beveiligingsfunctie van drie minuten voorkomt dat
de airconditioner kan worden gestart in de eerste drie
minuten nadat de hoofdschakelaar/stroomonderbreker
ingeschakeld is voor een herstart van de airconditioner.
▼ Stroomonderbreking
De werking van de unit stopt als de stroom wordt
onderbroken.
• Om het toestel opnieuw te starten, drukt u op de ON
/ OFF-toets op de afstandsbediening.
• Bliksem of de nabijheid van een draadloze mobiele
telefoon kunnen de werking van het toestel
verstoren. Schakel de hoofdschakelaar of de
stroomonderbreker uit en opnieuw in. Druk op de ON
/ OFF-toets van de afstandsbediening om opnieuw
op te starten.
▼ Ontdooien
Als de buiten-unit tijdens het verwarmen bevriest,
zal de functie ontdooien automatisch (gedurende
ongeveer 2 tot 10 minuten) worden ingeschakeld zodat
de verwarmingscapaciteit op peil kan blijven.
• De ventilatoren van zowel de binnen- als de buiten-
unit zullen niet werken tijdens het ontdooien.
• Tijdens het ontdooien, stroomt het water via de
onderplaat van de buiten-unit weg.
▼ Verwarmingscapaciteit
Tijdens het verwarmen wordt de warmte van buiten
geabsorbeerd en naar de kamer gestuurd. Het
warmtepompsysteem gebruikt deze manier van
verwarmen. Bij te lage buitentemperaturen verdient
het aanbeveling de airconditioner te gebruiken in
combinatie met aanvullende verwarmingsapparatuur.
25-NL
▼ Beveiligingsvoorziening
• Stopt de werking als de airconditioner overbelast
raakt.
• Als de beveiliging in werking treedt, stopt de werking
van de unit en knipperen de inbedrijf-indicator en
controle-indicator op de afstandsbediening.
▼ Als de beveiliging geactiveerd is
• Schakel de circuitonderbreker uit en inspecteer. Het
voortzetten van het gebruik kan een onjuiste werking
veroorzaken.
• Controleer of de luchtfilter geplaatst is. Daarbij kan
de warmtewisselaar door stof verstopt zijn waardoor
er water gaat lekken.
▼ Tijdens koelen
• De luchtinlaat of luchtuitlaat van de buiten-unit is
verstopt.
• Er blaast een krachtige wind voortdurend tegen de
uitlaat van de buiten-unit.
▼ Tijdens het verwarmen
• Het luchtfilter is door veel stof verstopt.
• De luchtinlaat en/of luchtuitlaat van de binnen-unit
zijn/is geblokkeerd.
▼ Schakel de stroomonderbreker niet uit
• Tijdens het gebruiksseizoen van de airconditioner
moet u de circuitonderbreker in de AAN-
stand houden en de ON / OFF toets van de
afstandsbediening voor het in- en uitschakelen
gebruiken.
– 13 –
▼ Let op sneeuw en het bevriezen van de buiten-unit
• De luchtinlaat en -uitlaat van de buiten-unit kunnen in de winter door sneeuw worden bedekt of bevriezen.
De unit zal niet goed functioneren of slecht verwarmen als er sneeuw of ijs op de buiten-unit ligt.
• Controleer derhalve in de winter dat water goed via de aftapslang wegloopt en er geen water in het systeem
achterblijft. Bevroren water in de aftapslang of in de buiten-unit veroorzaakt een onjuiste werking of slechte
verwarming.
▼ Gebruiksomstandigheden voor de airconditioner
Gebruik de airconditioner voor optimale prestaties bij volgende temperatuursomstandigheden:
Buitentemperatuur
Ruimtetemperatuur
Stand Koelen
Relatieve luchtvochtigheid in de kamer – lager dan 80%. Als de airconditioner
[OPGELET]
bij temperaturen buiten dat bereik wordt gebruikt, kan zich condenswater
vormen op het oppervlak van de airconditioner.
Buitentemperatuur
Stand verwarmen
Ruimtetemperatuur
Als de airconditioner niet onder bovenstaande omstandigheden wordt gebruikt, kan de beveiligingsvoorziening in
werking treden.
: –15°C tot 46°C (drogekleptemp.)
: 21°C tot 32°C (drogekleptemp.), 15°C tot 24°C (nattekleptemp.)
: –15°C tot 15°C (nattekleptemp.)
: 15°C tot 28°C (drogekleptemp.)
26-NL