Meetwaterbord EASYPRO
5. Basisbelasting: u kunt afhankelijk van de regelfunctie een basisbe-
lasting instellen die altijd actief is en niet afhankelijk is van de stel-
grootte. Bij een basisbelasting van 10 % wordt de actuator dus altijd
met minimaal 10 % aangestuurd.
6. Begrenzing: U kunt afhankelijk van de regelfunctie een begrenzing
tussen 5 en 100 % instellen. Geef aan met welke waarde de actuator
maximaal moet worden aangestuurd.
7. Verdere instellingen zijn afhankelijk van de werking van de regelaar.
Meer informatie vindt u in Tab. 49 „functies van afzonderlijke rege-
laars" op pagina 34.
De configuratie van de regeluitgangen is afgesloten.
ü
10.2.2 Aansturen via schakelklok
De uitgang kan worden gebruikt om direct aan te sturen via een schakel-
klok. Dit is bijvoorbeeld nodig om vlokmiddelpompen of slangpompen
een bepaalde tijd te laten lopen.
Handelingsacties:
ü
U hebt zoals in het hoofdstuk 9 „Eerste stappen" op pagina 33 met
behulp van de configuratiewizard een regelaar toegewezen aan de
ingang van de 'timer'.
Voer de volgende stappen uit:
1. Configureer de uitgang in Menu 2 > Uitgangen (zie hoofdstuk 10.2
„Uitgangen" op pagina 39).
2. Gaan naar het menu > "Gewenste waarden". Hier kunt u meteen de
gewenste regeluitgang van 0 – 100 % instellen.
3. Reeks van gewenste waarden: Hier kunt u verschillende bestu-
ringsuitgangen instellen en via de timers in het tabblad "Omschake-
len" aangeven wanneer de besturingsuitgang moet worden gewij-
zigd. Het vinkje moet hiervoor bij 'Gewenste waarden automatisch
schakelen' zijn geplaatst. Meer informatie over het omschakelen
vindt u in hoofdstuk 11.7 „Gewenste waarden en reeksen gewenste
waarden" op pagina 50.
Het aansturen via de schakelklok is geconfigureerd.
ü
10.2.3 Regelparameters
i
Hoofdstuk 5 „Functies" op pagina 10 bevat basisinformatie
over de regelaars. Lees dit zorgvuldig door voordat u de vol-
gende instellingen doorvoert.
U kunt het gedrag van de afzonderlijke regelkanalen configureren. De
toelichtingen bij de verschillende functies zijn te vinden in Tab. 49 „func-
ties van afzonderlijke regelaars" op pagina 34.
Voer de volgende stappen uit:
1. Ga in Menu 2 via 'Regelaars' naar het tabblad 'Parameters'.
2. Configureer in het tabblad 'Parameters' elk regelkanaal en stel het
volgende in.
3. Regelrichting: configureer de regelrichtingen. Als er op een regeling
in één richting of twee richtingen moet worden overgeschakeld, moet
dit in de configuratiewizard worden ingesteld.
Configuratie
40
4. Functie: stel de gewenste functie voor de regelaar in. Mogelijk zijn
de P-, PI-, PD- en PID-regelaar.
5. Xp, Tn en Tv: Afhankelijk van welke regelfunctie is ingesteld, kunt u
deze parameters configureren (voor meer informatie over bereke-
ning, zie hoofdstuk 5.2 „Uitleg van de regelaar" op pagina 10).
6. Stoorgrootte en factor stoorgrootte: Als u een stoorgrootte heeft
geactiveerd (zie hoofdstuk 10.1.4 „Stoorgrootte" op pagina 37),
kunt u de invloed van deze stoorgrootte op het gewenste regelkanaal
configureren. U kunt de invloed in- of uitschakelen en een factor tus-
sen 0,1 en 20 instellen.
De configuratie van de regelparameters is afgesloten.
ü
10.2.4 Alarmfunctie
Via 'Alarmfunctie' kunt u voor elke regelaar individueel bepalen bij welke
alarmen de regelaar stopt.
Voer de volgende stappen uit:
1. Ga in Menu 2 via 'Regelaars' naar het tabblad 'Alarmfunctie'.
2. Regelaars: Druk bij 'Regelaars' op de te configureren regelaar.
3. Ingang: De aan de regelaar toegewezen ingang wordt weergegeven.
4. Regelaar stopt bij: Selecteer bij welke foutmeldingen de regelaar
moet worden gestopt door op 'Regelaar stopt bij' te drukken en de
gewenste vinkjes te zetten.
Alarmfunctie ingesteld.
ü
10.2.5 Autoadaptatie
Autoadaptatie is een hulpfunctie waarmee de regelparameters (Xp (P), en
Tn (I)) automatisch kunnen worden bepaald. Vanaf een startwaarde van
0,3 mg/l wordt door de regelaar een programma uitgevoerd dat de
chloorwaarde automatisch verlaagt en verhoogt en dat de tijden tot de
meetrespons stopt en de staprespons bepaalt. Na afloop van de au-
toadaptatie, die maximaal 3 uur in beslag kan nemen, kunt u indien suc-
cesvol, beslissen of u de nieuwe parameters wilt overnemen. Van belang
is hier of de omstandigheden tijdens de autoadaptatie overeenkomen
met de realistische omstandigheden tijdens het bedrijf. Indien nodig moet
de autoadaptie worden herhaald of moet een optimalisatie handmatig
door het bedienend personeel worden uitgevoerd.
Voer de volgende stappen uit:
1. Ga in Menu 2 via 'Regelaars' naar het tabblad 'Autoadaptatie'.
2. Druk bij 'Desinfectie' op de te configureren regelaar.
3. Druk bij 'pH' op de te configureren regelaar.
4. Druk op 'Start'.
Autoadaptatie gestart.
ü
Nadat de regelaar de autoadaptatie heeft voltooid, wordt een tabel met de
vastgestelde waarden en de momenteel ingestelde waarden weergege-
ven. U kunt nu beslissen of u de nieuwe waarden wilt overnemen.
BA-42820-05-V06
Bedieningsvoorschrift
© Lutz-Jesco GmbH 2022