Installatievoorschrift Farum
Bochten 90° in het horizontale vlak:
Horizontale bochten zijn bochten welke
geheel in het horizontale vlak liggen
(fig. 12.1, 12.2 en 12.3 I, K en Q).
Bochten 45°of 30° in het horizontale vlak:
Horizontale bochten zijn bochten welke
geheel in het horizontale vlak liggen.
Bochten 90° verticaal naar horizontaal
vlak:
Dit zijn de bochten van 90° welke over-
gaan van horizontaal naar verticaal (fig.
12.2 en 12.3 G, O en S).
Bochten 45° of 30 °verticaal naar horizon-
taal vlak:
Dit zijn de bochten van 30° of 45° welke
een verticale versleping onder een hoek
van 45° mogelijk maken (fig. 12.1 B en D).
Buizen onder een hellingshoek:
Dit zijn de pijpen welke onder een hoek
van 30° of 45° verticaal oplopende zijn ge-
plaatst (fig. 12.1 C). Alleen invullen in
combinatie met minimaal 2 stuks 30 of
45° bochten in het verticale deel.
11 <
<
<
<
Stuwentabel:
Zie in de stuwentabel bij de juiste verti-
cale (TVH) en horizontale lengte (THL).
Bij een "X" en als de waarden buiten de tabel val-
len, is de combinatie niet toegestaan. Pas dan de
TVH of THL aan.
Indien een waarde aangegeven wordt, controleer
dan of de berekende STL waarde niet lager is dan
aangegeven in de stuwentabel. Indien dit wel het
geval is moet de STL aangepast worden.
De gevonden waarde geeft de breedte van de te
plaatsen stuw aan ("0" betekent geen stuw). Stan-
daard is een stuw van 30mm gemonteerd (zie fig.
2.5).
Let op!
Wanneer alleen een verticale afvoerlengte ge-
plaatst wordt dan moet de luchtremplaat ge-
plaatst worden (zie fig. 3.2 tot 3.5).
Deze "luchtremplaat" wordt standaard meege-
leverd met het toestel (zie fig. 3.1).