9.3.3 Montagevoorschrift
• Plaats de motor met het kleine tandwiel door het daarvoor voorziene gat en monteer de
motor vast met de zeskantige schroeven (B en D), de borgringen (C) en de moeren (D).
Het tussentandwiel mag na de montage van de motor niet vastzitten. Er moet
een weinig speling zijn die manueel voelbaar is. Op deze wijze grijpen de
vertandingen van de tandwielen juist in elkaar.
• Naargelang de spanning, zal er al dan niet een gelijkrichter bijgeleverd zijn. Sluit de
motor elektrisch aan volgens het bijgeleverde elektrische schema. Ook moet de motor
over contacten lopen om de begin- en eindpositie van het draaien te begrenzen.
9-8
DW702115