De modus spectrale gepulseerde doppler gebruiken
Bij gebruik van gepulseerde doppler kunt u:
• De positie van het interessegebied weergeven en aanpassen door de poort ingedrukt te houden en te verslepen.
• De hoekcorrectie weergeven en aanpassen door de witte meetpasserpunt ingedrukt te houden en te verslepen.
• Wisselen tussen live gepulseerde-dopplermodus en live B-modus via de knop Spectrum starten/B-modus
bijwerken.
• Gain van het spectrale spoor aanpassen door de vinger naar links en rechts over het spoor te slepen terwijl het
spoor live is.
• De schaal aanpassen om het beeld te optimaliseren voor hoge of lage flow door het besturingselement Lage
flow/Hoge flow in het midden van het scherm aan te raken. Het besturingselement definieert uw huidige status.
• De schuifsnelheid van het spectrale dopplerspoor aanpassen door het besturingselement Langzaam schuiven/
Snel schuiven in het midden van het scherm aan te raken. Het besturingselement definieert uw huidige status.
U kunt gain en diepte van het referentiebeeld van de B-modus aanpassen door de pulserende-dopplermodus te
verlaten en het beeld te optimaliseren in B-modus, kleurendopplermodus of powerdopplermodus.
Het interessegebied plaatsen
1.
Versleep de poort voor het interessegebied (het vierkante gebied in het midden van de pijl) naar de gewenste
locatie binnen het betreffende vat.
2.
Lijn na het plaatsen de richting van de pijl uit met de richting van de flow. Laat de pijl craniaal wijzen als de flow
in het vat craniaal is. Zie hieronder een voorbeeld van een correct uitgelijnde flow in de arteria carotis (links) en
de vena jugularis interna (rechts).
LET OP!
De flowrichting is relatief ten opzichte van de richting van de pijl. Verkeerde uitlijning van de
pijl kan leiden tot een verkeerde interpretatie van de flowrichting. Controleer zorgvuldig of de
pijl is uitgelijnd met de verwachte bloedflowrichting.
OPMERKING
Flow in de richting van de pijl wordt altijd boven de basislijn weergegeven. Flow tegen de
richting van de pijl in wordt altijd onder de basislijn weergegeven.
3.
Tik op 'Spectrum starten' om het spectrale spoor te starten. Pas de positie van het interessegebied aan als u
geen spoor ziet.
4.
De positie van het interessegebied aanpassen:
a.
Versleep de pijl, waardoor het spectrum automatisch gepauzeerd wordt en het referentiebeeld van de B-
modus opnieuw gestart wordt.
b.
Tik op de knop B-modus bijwerken om het spectrum handmatig te pauzeren en de B-modus opnieuw te
starten.
Modi gebruiken
29