Installatie
Bi-ATMON
3
INSTALLATIE
3.1 - Voorzorgsmaatregelen voor de installatie
Het thermische vermogen van de Bi-ATMON 30/120 LN is
in de fabriek afgeregeld en ingesteld overeenkomstig de
voorschriften van de CE norm. Geen enkele andere
regeling is toegestaan.
N.B. Een gasafsluiter, met BGV-keurmerk dient geplaatst te
worden tussen de gastoevoer en de ketel.
Het plaatsen van de ketel
Alvorens de nieuwe Bi-ATMON 30/120 LN ketel te plaatsen
dient de bestaande C.V. kring gespoeld te worden omdat
slibafzetting of vreemde elementen de goede werking of
verstopping van de ketel niet in het gedrang zouden
brengen. Zo zouden bv. de pompen, ventielen of
veiligheidskleppen beschadigd kunnen worden.
Bij plaatsing van de ketel moet erop gelet worden dat de
ketelmantel steeds verwijderd kan worden zodat de
verbindingsbuizen zichtbaar blijven.
Montage enkel door een erkend installateur
Ketel moet volgens de Normen NBN D51-003; B61-001;
D30-003 geplaatst worden.
- Aangeraden wordt tussen de leidingen en Bi-ATMON
30/120 LN afsluitkranen te voorzien om deze te kunnen
isoleren.
- Zorgen voor een goede verluchting welke moet voldoen
aan de bestaande voorschriften.
- De gasteller moet zodanig gekozen worden dat hij
gelijktijdig het gasdebiet kan verwerken van de Bi-
ATMON 30/120 LN en andere gastoestellen.
- De aansluitingen zo uitvoeren dat op de gasleidingen van
de ketel geen spanning kan komen.
- De gasleidingen aansluiten volgens de geldende
richtlijnen. De diameter van de gastoevoer op de Bi-
ATMON 30/120 LN is niet het criterium voor de
leidingdiameter. Deze wordt bepaald in funktie van het
drukverlies en de lengte van de leidingen.
- Indien de installatie uitgerust is met thermostatische
kranen, dient tussen het vertrek en retour een
overstorventiel geplaatst te worden. Deze vermindert
geluidhinder veroorzaakt door radiatorkranen die op het
punt staan te sluiten.
30/120 LN
®
Schoorsteen
Het is heel belangrijk voor de veiligheid dat het rookkanaal
proper is.
Voordat de ketel aangesloten wordt moeten de volgende
controles uitgevoerd worden:
a) de schoorsteen moet hoger zijn dan de nok van het dak;
b) het mondstuk van de schoorsteen moet van de wind
afgeschermd zijn;
c) geen enkel bijkomend apparaat mag op de schoorsteen
aangesloten zijn;
d) kijk na of het rookkanaal geen vernauwing noch
infiltraties kent.
e) de diameter van de schouw waarlangs de rookgassen
buitengestuurd worden moet beantwoorden aan de
gestelde eisen hieromtrent en geenszins kleiner zijn dan
deze van de Bi-ATMON 30/120 LN.
10