Inhoudsopgave
Advertenties
21. Gef. Ontdooi
In de handmatige stand kan een gebruiker geforceerd ontdooien aanzetten in het snelmenu.
Als "auto" is geselecteerd, zal de buitenunit eenmalig het ontdooien uitvoeren als hiervoor
de warmtepomp lang bij lage buitentemperaturen heeft verwarmd, zonder dat ontdooien is
uitgevoerd.
(Zelfs als auto is geselecteerd, kan een gebruiker geforceerd ontdooien aanzetten in het
snelmenu.)
22. Ontdooisignaal
Ontdooisignaal op hetzelfde aansluitblok als het bivalente contact op de hoofdprintplaat. Als
het ontdooisignaal op JA is ingesteld, moet de bivalente aansluiting op NEE worden gezet. Er
kan maar één functie tussen het ontdooisignaal en bivalent worden ingesteld.
Als het ontdooisignaal op JA wordt ingesteld terwijl de buitenunit bezig is met ontdooien,
verandert het contact van het ontdooisignaal naar AAN. Het contact van het ontdooisignaal
verandert naar UIT nadat het ontdooien is gestopt.
(Het doel van deze uitvoer van het contact is de fancoil binnen of waterpomp te stoppen
tijdens het ontdooien.)
23. Debiet pomp
Fabrieksinstelling: ∆T
Als de instelling van het pompdebiet T is, past de unit de pomp aan op het verschil
tussen waterinlaat en -uitlaat, gebaseerd op de instelling van * T Aanvoer-retour en
* T Retour-Aanvoer in het menu bedieningsinstellingen tijdens de werking voor deze ruimte.
Als de instelling van het pompdebiet op Max. werking (Max. fl ow) is ingesteld, zal de
unit de werking van de pomp op de ingestelde waarde bij *Pomp maximum snelheid
(Maximale pompsnelheid) zetten in het menu onderhoudsinstellingen tijdens de werking
voor deze ruimte.
3-4. Bedrijfsinstellingen
Verw.
24. Watertemperatuur verwarmen
Stel de streeftemperatuur van het water in om de verwarmingsfunctie te starten.
Compensatiecurve: Verandering van de streeftemperatuur van het water in
combinatie met de verandering van de omgevingstemperatuur
buiten.
Direct: Stel direct de temperatuur van het circulatiewater in.
In een 2-zonesysteem kunnen zone 1, zone 2 en de watertemperatuur apart
worden ingesteld.
25. Buitentemp. voor verwarm. UIT
Stel de buitentemperatuur in waarbij de verwarming stopt.
Instelbereik is 5 °C ~ 35 °C
26. T Aanvoer-retour
Stel het temperatuurverschil in tussen uitgaande & retourtemperatuur van het
circulatiewater in de verwarmingsstand.
Als het temperatuurverschil wordt vergroot, bespaart dit energie maar geeft
minder comfort. Als het verschil kleiner wordt, gebruikt het meer energie maar
is het wel comfortabeler.
Instelbereik is 1 °C ~ 15 °C
Fabrieksinstelling: Handm
Fabrieksinstelling: Nee
Fabrieksinstelling: compensatiecurve
Fabrieksinstelling: 24 °C
Fabrieksinstelling: 5 °C
Systeeminstellingen
Vloeistofcirculatie
Modeschakeling
Geforceerd verw.
Gef. Ontdooi
Select
Systeeminstellingen
Modeschakeling
Geforceerd verw.
Gef. Ontdooi
Ontdooisignaal
Select
Systeeminstellingen
Geforceerd verw.
Gef. Ontdooi
Ontdooisignaal
Debiet pomp
Select
55°C
Warmwatertemperatuur
35°C
-5°C
Compensatiecurve
AAN
24°C
Uitgaand
Retour
Uitgaand — Retour = 1 °C ~
15 °C
12:00am,Ma
Bevest.
12:00am,Ma
Bevest.
12:00am,Ma
Bevest.
Bepaal de temperatuur
van 4 punten zoals
afgebeeld in dit schema
Buitentemperatuur
15°C
UIT
31
Advertenties
Inhoudsopgave
