4
Kies een apparaat om
te bewerken.
z
z
Druk op de knoppen <o><p> om een te
bewerken apparaat te kiezen en druk op
de knop <m>.
5
Kies een optie om te bewerken.
z
z
Druk op de knoppen <o><p> om een
optie te kiezen die u wilt bewerken en
druk vervolgens op de knop <m>.
z
z
Welke instellingen u kunt wijzigen, hangt
af van het apparaat of de service waartoe
de camera toegang heeft.
Configureerbare instellingen
[Bijnaam apparaat veranderen]
(=
131)
[Instell. tonen]
(=
117)
[Verbindingsinfo wissen]
(=
131)
Verbinding
Web-
4
c
services
–
O
O
O
O
–
–
–
–
O
–
O
O
O
O
O : Configureerbaar – : Niet configureerbaar
De bijnaam van een apparaat wijzigen
U kunt de bijnaam van het apparaat (weergavenaam) die op de camera
wordt weergegeven, wijzigen.
z
z
Voer stap 5 uit in "Verbindingsinformatie
bewerken"
apparaat veranderen] en druk op de
knop <m>.
z
z
Selecteer het invoerveld en druk op de
knop <m>. Gebruik het weergegeven
toetsenbord om een nieuwe bijnaam in
te voeren
Verbindingsinformatie wissen
U kunt verbindingsinformatie (over apparaten waarmee u een verbinding
hebt) als volgt wissen.
z
z
Voer stap 5 uit in "Verbindingsinformatie
bewerken"
wissen] en druk op de knop <m>.
z
z
Als [Wissen ?] verschijnt, drukt u op de
knoppen <q><r> om [OK] te selecteren.
Druk daarna op de knop <m>.
X
X
De verbindingsinformatie wordt gewist.
(=
131), kies [Bijnaam
1
2
3
(=
112).
4
5
6
7
(=
131), kies [Verbindingsinfo
8
9
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus/
Hybride automatisch
Andere
opnamemodi
P-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
131