Flitser
Opnamefuncties >
De flitssterkte aanpassen
Pas de sterkte van de flits aan om over- of onderbelichting te
voorkomen. U kunt het met ± 2 niveaus aanpassen.
U stelt de
Druk in de opnamemodus op [f]
→
→
flitssterkte als
[D]
volgt in:
naar, of druk op [C/F].
Flitser : Invulflits
Flitsoptie
Terug
Reset
→
→
Flitser
een optie
draai de navigatieknop of scroll het instelwieltje
•
Het aanpassen van de flitssterkte helpt mogelijk niet in de volgende
gevallen:
-
Het onderwerp bevindt zich te dicht bij de camera.
-
Er is een hoge ISO-waarde ingesteld.
-
De belichtingswaarde is te groot of te klein.
•
In bepaalde opnamemodi kan deze functie niet worden gebruikt.
•
Als u de ingebouwde flitser gebruikt, drukt u op de pop-upknop van de
flitser om de flitser te openen en de flitssterkte aan te passen.
•
Als u een externe flitser waarvan de intensiteit kan worden aangepast,
aansluit op de camera, worden de intensiteitsinstellingen van de flitser
toegepast.
•
Als het onderwerp te dicht bij is wanneer u de flitser gebruikt, kan
een gedeelte van het licht worden geblokkeerd. Hierdoor wordt een
donkere foto veroorzaakt. Zorg ervoor dat het onderwerp zich binnen het
aanbevolen bereikt bevindt. Dit bereik verschilt per lens.
•
Wanneer een zonnekap is bevestigd, kan het licht van de flitser worden
geblokkeerd door de kap. Verwijder de kap om de flitser te gebruiken.
80