Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Een Gesimuleerde Locatie Instellen; Bluetooth Instellingen; Wi-Fi Instellingen; Instellingen Hulpsysteem Voor De Bestuurder - Garmin TREAD Gebruikershandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor TREAD:
Inhoudsopgave

Advertenties

Een gesimuleerde locatie instellen

Als u zich binnenshuis bevindt en het toestel ontvangt geen satellietsignalen, kunt u de GPS-simulator gebruiken
om routes te plannen vanaf een gesimuleerde locatie.
1 Selecteer
> Navigatie > GPS Simulator.
2 Selecteer Bekijk kaart in het hoofdmenu.
3 Tik twee keer op de kaart om een gebied te selecteren.
Het adres van de locatie wordt onder in het scherm weergegeven.
4 Selecteer de beschrijving voor de locatie.
5 Selecteer Stel locatie in.

Bluetooth instellingen

Selecteer
> Draadloze netwerken.
Bluetooth: Hiermee schakelt u Bluetooth draadloze technologie in.
Zoek toestellen: Hiermee zoekt u naar nabije Bluetooth toestellen.
Toestelnaam: Hiermee kunt u een toestelnaam invoeren ter identificatie van uw toestel op andere toestellen
met draadloze Bluetooth technologie.
Wi‑Fi instellingen
Met de instellingen voor draadloos netwerk kunt u Wi‑Fi netwerken beheren.
Selecteer
> Draadloze netwerken.
Wi-Fi: Hiermee schakelt u de Wi‑Fi radio in.
Opgeslagen netwerken: Hiermee kunt u opgeslagen netwerken bewerken of verwijderen.
Zoek naar netwerken: Hiermee kunt u Wi‑Fi netwerken zoeken in de omgeving
netwerk, pagina
68).

Instellingen hulpsysteem voor de bestuurder

Selecteer
> Hulp voor de bestuurder.
Meldingen voor de berijder: Hiermee kunt u waarschuwingen voor naderende zones of verkeerssituaties in- of
uitschakelen
(Functies voor het waarschuwen van de bestuurder, pagina
Snelheidswaarsch.: Waarschuwt u wanneer u de maximumsnelheid overschrijdt.
Toon voor gereduceerde snelheid: Waarschuwt u wanneer de snelheidslimiet afneemt.
Routevoorbeeld: Toont een voorbeeld van de belangrijke wegen op uw route wanneer u begint met navigeren.
Gevarenzonealarm: Waarschuwt u wanneer u een flitser of roodlichtcamera nadert.

Scherminstellingen

Selecteer
> Scherm.
Oriëntatie: Hiermee stelt u het scherm in op staand (verticaal) of liggend (horizontaal).
OPMERKING: Deze functie is niet op alle productmodellen beschikbaar.
Kleurmodus: Hiermee stelt u de dag- of nachtkleurmodus in. Als u de optie Auto selecteert, schakelt het toestel
automatisch over naar dag- of nachtkleuren op basis van de tijd van de dag.
Helderheid: Hiermee stelt u de helderheid van het scherm in.
Time-out voor scherm: Hiermee stelt u de periode in waarna het toestel in de slaapstand gaat wanneer u
batterijvoeding gebruikt.
Schermafdruk: Hiermee maakt u een opname van het toestelscherm. Schermafbeeldingen worden op het
toestel in de map Schermafdruk opgeslagen.
64
(Verbinding maken met een Wi‑Fi
61).
Instellingen

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave