Toepasbare modi:
Beelden maken met de ingebouwde flits
Naar de geschikte flitsinstelling schakelen
De flits instellen voor opnamen.
Druk op 1 [‰].
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Onderdeel
[‡]
([Auto])
[
]
([Intelligent auto])
[
] ([Auto/rode-og])
[‰]
([Flitser altijd aan])
([Lngz. sync./
[
]
rode-og])
[Œ]
([Gedwongen uit])
¢1 Deze kan alleen ingesteld worden wanneer de Intelligent Automatische Functie ingesteld is.
¢2 De flits wordt twee keer geactiveerd. Het object mag niet bewegen totdat de tweede
flits geactiveerd is. Interval tot de tweede flits hangt af van de helderheid van het
onderwerp.
[Rode-ogencorr]
de flitsicoon.
A Fotoflits
Deze niet met uw vinger of andere voorwerpen bedekken.
De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is
voor de opnamecondities.
¢1
De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is
voor de opnamecondities.
De flits wordt een keer geactiveerd vóór de eigenlijke
opname om het rode-ogeneffect (ogen van het object die
¢2
rood worden op het beeld) te verminderen en vervolgens
opnieuw geactiveerd voor de eigenlijke opname.
•
Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van
personen in slecht belichte omstandigheden.
De flits wordt altijd geactiveerd ongeacht de
opnamecondities.
•
Gebruik deze functie wanneer uw object
achtergrondbelichting heeft of onder fluorescent licht
staat.
Als u beelden maakt met een donker landschap op de
achtergrond, maakt deze functie de sluitertijd langzamer
zodra de flits geactiveerd wordt, zodat het donkere
landschap op de achtergrond helder zal worden.
¢2
Tegelijkertijd vermindert het rode-ogeneffect.
•
Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van
personen op een donkere achtergrond.
De flits wordt in geen enkele opnameconditie geactiveerd.
•
Gebruik deze functie om opnamen te maken op
plekken waar het gebruik van een flits niet toegestaan
is.
(P74)
op het [Opname] menu is ingesteld op [ON], [
Opnemen
Beschrijving van instellingen
- 49 -
] verschijnt op