Probleem
"NO SIGNAL" wordt
getoond.
Beelden worden niet correct weergegeven.
Probleem
De geprojecteerde beelden
trillen.
De geprojecteerde beelden
staan niet op de juiste plaats.
De geprojecteerde beelden
zijn vervormd.
De geprojecteerde beelden
zijn te donker.
De geprojecteerde beelden
zijn wazig.
Er zijn witte stippen te zien
op de geprojecteerde beelden.
Er zijn zwarte stippen te zien
op de geprojecteerde beelden.
Er is een regenboogeffect te
zien op de geprojecteerde
beelden.
Er zijn smalle strepen te zien
op de geprojecteerde beelden.
De geprojecteerde beelden
gaan golven.
De tint is niet goed.
De tint van de geprojecteerde
beelden is niet goed.
Alleen de bewegende delen
van beelden afkomstig van
een computer worden niet
weergegeven.
36
Oplossing
• Zet de aangesloten apparatuur aan, of controleer of er iets mis is met de aangesloten apparatuur of de
verbindingen.
• Controleer of de externe apparatuur inderdaad een uitgangssignaal produceert. (Controleer dit in het
bijzonder wanneer het een laptop computer betreft.)
• Controleer of de kabel die is verbonden met de externe apparatuur niet defect is.
• Controleer of de projector via de juiste aansluitingen is verbonden met de externe apparatuur in kwestie.
• Controleer of de aangesloten apparatuur op de juiste manier als signaalbron is geselecteerd.
• Als u een verlengkabel gebruikt, vervang deze dan door de meegeleverde kabel om te controleren of
daarmee wel beelden geprojecteerd kunnen worden. Als de beelden nu correct geprojecteerd worden, dient
u een RGB signaalversterker aan de verlengkabel toe te voegen.
Oplossing
• Controleer of het signaal dat wordt geproduceerd door de externe apparatuur wel continu is.
• Sluit de stekkers goed aan.
• Druk op de AUTO toets op de afstandsbediening of op de AUTO SYNC toets op de projector zelf
(zie bladzijde 21).
• Sommige computers kunnen heel soms signalen produceren die buiten het bereik vallen. Verricht
instellingen via het SIGNAL menu (zie bladzijde 31).
• Zorg ervoor dat de projector en het scherm loodrecht ten opzichte van elkaar geplaatst zijn
(zie bladzijde 8).
• Regel de BRIGHTNESS en het CONTRAST via het IMAGE menu (zie bladzijde 27).
• Vervang de lamp (zie bladzijde 32).
• Stel correct scherp (zie bladzijde 16 en 20).
• Reinig de lens.
• Druk op de
of
toets op de afstandsbediening om het geflikker te corrigeren.
• Regel de TRACKING en de PHASE in het SIGNAL menu (zie bladzijde 31).
• Regel de BRIGHTNESS en het CONTRAST via het IMAGE menu (zie bladzijde 27).
• Zorg ervoor dat de projector en het scherm loodrecht ten opzichte van elkaar geplaatst zijn
(zie bladzijde 8).
• Dit is normaal voor een DLP
blijft aan of uit, maar dit is geen storing of defect. 99,99% of meer van de beeldpunten werkt correct.)
• Dit komt door kleurenbrekende ruis die normaal optreedt in een DLP
storing.
• Dit wordt veroorzaakt door interferentie met het oppervlak van het scherm en duidt niet op een storing.
Vervang het scherm of pas de scherpstelling iets aan.
• Sluit de kabels en stekkers goed aan op de externe apparatuur.
• Houd de projector uit de buurt van apparatuur die storende radiogolven produceert.
• Wanneer de perspectivische correctie (Keystone) wordt uitgevoerd, is het, afhankelijk van het type
ingangssignaal, mogelijk dat de beelden niet correct kunnen worden weergegeven. Dit duidt niet op een
storing van dit product. Regel de perspectivische correctie (Keystone) zo af dat er een zo klein mogelijke
correctie wordt toegepast.
• Controleer of de kabel die is verbonden met de externe apparatuur niet defect is.
• Controleer of D-SUB INPUT in het SIGNAL menu correct is ingesteld (zie bladzijde 26).
• Controleer of de kabel die is verbonden met de externe apparatuur niet defect is.
• Dit wordt veroorzaakt door de computer in kwestie. Neem contact op met de fabrikant van de computer.
projector en duidt niet op een storing. (Een zeer klein aantal beeldpunten
TM
systeem en duidt niet op een
TM