6.8.2
Voorzorgen bij het aansluiten van de
waterleidingen
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
6.8.3
De waterleidingen aansluiten
De
wateraansluitingen
moeten
overeenstemming met alle toepasselijke wetgevingen en het
aanzichtschema dat bij de unit is geleverd, en moeten rekening
houden met de waterinlaat en -uitlaat.
OPMERKING
Oefen GEEN overdreven kracht uit wanneer u de leidingen
aansluit. Vervormde leidingen kunnen storingen in de unit
veroorzaken.
Als er vuil in het watercircuit terechtkomt, kunnen er zich problemen
voordoen. Daarom moet u bij het aansluiten van het watercircuit
steeds rekening houden met het volgende:
▪ Gebruik alleen schone leidingen.
▪ Houd het uiteinde van de leiding omlaag wanneer u bramen
verwijdert.
▪ Dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding door een
muur steekt, zodat er geen stof of vuil kan indringen.
▪ Bij het gebruik van leidingen van een ander metaal dan messing,
moeten beide materialen van elkaar worden geïsoleerd om
galvanische corrosie te voorkomen.
▪ Zorg voor een goede afloop voor de drukveiligheidsklep.
▪ Omdat messing een zacht materiaal is, moet u het watercircuit
met
het
juiste
gereedschap
gereedschap zou de leidingen beschadigen.
▪ Voor een goede werking van het systeem moet een regelklep in
het watersysteem worden geïnstalleerd. De regelklep regelt de
waterdoorstroming in het systeem (lokaal te voorzien).
6.8.4
Het watercircuit vullen
1 Sluit de watertoevoer aan op de aftap- en vulkraan.
2 Zorg ervoor dat de automatische ontluchtingsklep open staat
(minstens 2 draaien).
3 Vul met water tot de manometer een druk aangeeft van
ongeveer 2,0 bar. Verwijder zoveel mogelijk lucht uit het circuit
met
behulp
van
de
instelling [E‑04]
in
"7.2.9 Lokale
gebruikersinterface" op
pagina 40).
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
worden
uitgevoerd
aansluiten.
Het
verkeerde
ontluchtingskleppen
(zie
lokale
instellingen
op
OPMERKING
▪ Lucht in het watercircuit kan storingen veroorzaken.
Tijdens het vullen kan wellicht niet alle lucht uit het
circuit worden verwijderd. De resterende lucht zal
tijdens de eerste uren in bedrijf van het systeem via de
automatische ontluchtingskleppen worden verwijderd.
Achteraf kan het nodig zijn extra water te bij te vullen.
▪ Om het systeem te ontluchten, gebruik de speciale
functie zoals beschreven in
pagina 46.
OPMERKING
De waterdruk op de manometer varieert volgens de
in
watertemperatuur
watertemperatuur).
De waterdruk moet echter steeds groter dan 1 bar zijn om
te voorkomen dat lucht in het circuit zou binnendringen.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EU-
richtlijn 98/83 EC.
INFORMATIE
Een teveel aan water kan door de unit via de
drukveiligheidsklep worden afgevoerd.
6.8.5
De waterleidingen isoleren
Het hele watercircuit, inclusief alle leidingen, moet worden
geïsoleerd
om
condensatie
verwarming- en koelcapaciteit te voorkomen, alsook ter preventie
van bevriezing van de waterleidingen buiten tijdens de winter. De
isolatiematerialen moeten minstens 13 mm dik zijn met λ=0,039 W/
mK om te beletten dat de waterleidingen buiten zouden bevriezen bij
omgevingstemperaturen van –15°C.
Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de vochtigheid meer
dan 80% bedraagt, moet het isolatiemateriaal minstens 20 mm dik
zijn om condensatie aan de oppervlakte van de isolatie te
voorkomen.
6.9
De elektrische bedrading
aansluiten
6.9.1
Over het aansluiten van de elektrische
bedrading
Vooraleer de elektrische bedrading aan te sluiten
Let op de volgende punten:
▪ De koelmiddelleiding is aangesloten en gecontroleerd
▪ De waterleiding is aangesloten
Typische werkstroom
De elektrische bedrading aansluiten bestaat doorgaans uit de
volgende stappen:
1
Controleren of het voedingssysteem voldoet aan de elektrische
specificaties van de units.
de
2
De elektrische bedrading aansluiten op de buitenunit.
3
De elektrische bedrading aansluiten op de binnenunit.
4
De hoofdvoeding aansluiten.
6.9.2
Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten
van elektrische bedrading
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
6 Installatie
"8 Inbedrijfstelling" op
(hogere
druk
bij
hogere
tijdens
koelen
en
verminderde
31